Klik op de foto om terug te gaan...

Appeared on radio showArthur B. Allen (8 apr 1881 - 25 aug 1947)

Ogen: blauw
Huwelijk:
(1) Gertrude Elizabeth Watt (30 jun 1921 -
      19 aug 1931) (haar dood)
Arthur B. Allen (1905).
Boven rechts: Arthur B. Allen (1905).

Arthur Bennett Allen zag het levenslicht op 8 april 1881 in Gowanda, New York, VSA als enig kind van Millard N. Allen, een apotheker, en Eliza M. Bennett, zoals hij zelf aangaf "arme maar doodeerlijke ouders".

Hij bracht zijn jeugd ook door in Gowanda, New York, zo'n 35 mijl van Buffalo. Reeds vroeg werd hij door de theater microbe gebeten.
Hij verdeelde kranten per fiets, kweekte kippen, verkocht eieren en was één van die kinderen die amateur circus organiseerde en toegang vroeg om binnen te komen.
In zijn jeugd, imiteerde hij vaak Hi Henry, (bekend van de Primrose Minstrels) bovendien ook zijn aangetrouwde neef. De jonge man zette dus vaak zelf amateur "minstrel shows" in zijn vader's schuur op touw.

Elke minuut dat hij zich kon onttrekken aan de vele taken en dingen die een plattelandsjongen vaak tegenkomt, bracht hij door, hangend aan de lippen van de zelfbenoemde stadswijzen die 's avonds rond het fornuis en de zaagseldoos in de winkel zaten en praatten onder elkaar precies zoals Arthur later het radiopubliek toesprak.

Hij ging naar school in zijn geboortestad en later naar Oberlin College in Ohio (Class of '04). Ook in Oberlin College bleef hij bezeten door het theater. Hij studeerde er ook aan het conservatorium en die muzikale inspanning bleef niet onbeloond, zo deed hij jaren de job van kerkorgelist. Hij was dan ook een vrij goed pianist/orgelist en gaf er ook les (Persia, Cattaraugus, New York). Jessica Dragonette was één van zijn leerlingen.

Verschillende jaren had hij een job van privésecretaris in Buffalo, N.Y. , stenograaf in een makelaarskantoor. Hij studeerde aan de "American Academy of Dramatic Arts". Hij speelde reeds alle soorten rollen in diverse dramatische opvoeringen toen, een plots een theatergezelschap de stad bezocht en hij er zich ook prompt bij aansloot (1913). Hij noemde dit "de beste school voor de acteur die ooit werd bedacht"

"Ik was een zeer neerslachtige jongeman toen de doorbraak in de acteerwereld er eindelijk kwam," zei meneer Allen. "Ik was in New York. Een paar invloedrijke mensen uit Buffalo hadden me een brief meegegeven voor Jessie Bonstelle. Het was mijn laatste stroohalm, en ik was niet erg hoopvol."
"Mijn koffers waren gepakt en ik was helemaal klaar om op te geven. Maar ik ging met mijn brief naar Miss Bonstelle en ze zei: 'Ik zou je graag willen gebruiken, maar ik heb echt iemand met ervaring nodig.'"
"Ik zei haar dat of alle acteurs geboren moeten zijn met ervaring, of geboren leugenaars moeten zijn. Toen bedankte ik haar en liep naar buiten. Terwijl ik in de lift stapte, haalde ze me in en zei: 'Kom terug. Misschien kan ik je toch gebruiken. Wil je naar Buffalo gaan voor $10 per week?' Ik zei dat ik dat zou doen, terwijl ik me afvroeg wat ik een kamer bij de YMCA kon krijgen en hoeveel ik over zou hebben om van te eten."
"Dat was in 1914. Ik was vijf jaar bij de Bonstelle-groep, Winter en Zomer, en kreeg ervaring die je niet kunt kopen. Sommige mensen in dat gezelschap waren Anne Harding, Ben Lyon, Katharine Alexander — jawel, en Katharine Cornell en Guthrie McClintic."
"En ik deelde twee jaar een kamer met William Powell. Hij doet het goed nu, toch?"

Zo werd hij lid van het Jessie Bonstelle 'stock' gezelschap in de dagen toen die nog in het oude Star Theater in Buffalo optraden.

Zijn professionele acteercarrière begon dus
in Buffalo, Detroit, Northampton en Toronto maar al vlug trok hij ook vele jaren (4-5) door het land met bekende theateracteurs als James Rennie, James Gleason, Lou Tellegen, Herbert Corthell en Charles Gilpin.

Het rondtrekken met een reizend gezelschap voor eenmalige voorstellingen begon rond 1920, aan het einde van de Bonstelle-stockdagen. Meneer Allen herinnerde zich met een glimlach dat een deel van het plezier hoe het was om het ijs in kannen te breken voordat je kon wassen en te proberen je op te maken met vetverf die zo koud was dat je het niet kon uitsmeren.

Als jonge man kwam hij te zien in Shakespeareaanse stukken, naast artiesten als Walter Hampden en Forbes Robertson.

Hij beweerde ook vaak in meer dan 500 opvoeringen de rol van butler te hebben gespeeld en niet minder dan een dozijn livreien te hebben versleten gedurende die tijd. Na zowat 10 000 keer "Yes my Lord" te hebben gezegd vond hij het tijd om verder te gaan. Van 'stock' ging hij dus in dienst bij rondtrekkende gezelschappen om dus uiteindelijk in Broadway producties aan de slag te gaan.

The Flaming Soul (Opera House Providence, 29 jan 1919) Owen Davis & Charles Guernon's toneelstuk had een succesvolle try-out gehad, wanneer het werd goedgekeurd door het toneelpubliek van Providence. De cast bestond uit Blanche Friderici, Clara Joel, Arthur Allen,...

Blind Man's Bluff (Ford's Opera House Baltimore, 17 nov 1919) Arthur speelde de rol van professor in een gekreukt pak en met een absurde klein platte hoed zeer amusant.

 
Arthur Allen en Katherine Alexander in hun amusante scène over de mentale genezingswaanzin in akte 1 van "Love Laughs", de komedie in de Bijou (20 mei - 1 juni 1919).
Boven: Arthur Allen en Katherine Alexander in hun amusante scène over de mentale genezingswaanzin in akte 1 van Love Laughs, de komedie in de Bijou (20 mei - 1 juni 1919). "De scène die een heerlijke satire is op de mentale genezingswaanzin wordt geanimeerd door een uitstekend stukje personage van Arthur Allen, die helaas daarna niet meer op het toneel terugkomt."
Broadway

Good Morning, Rosamond (48th Street Theatre, 10 - 31 dec 1917),
Love Laughs (Bijou Theatre, 20 mei - 1 juni 1919),
The Mandarin (Princess Theatre, 9 - 30 nov 1920),
The Emperor Jones (Neighborhood Playhouse - Selwyn - Princess, 1 nov 1920 - 21 mei 1921) ) als deel van de Provincetown Players die daarna nog tot juni 1922 op tournee gingen,
Like a King
(39th Street Theatre, 3 - 31 okt 1921),

Op 30 juni 1921 huwde hij Gertrude Elizabeth Watt en vestigde zich in Hempstead (141 Washington Street) waar hij zijn hobby's van tuinieren en schilderen bedreef.

Arthur bleef werken op Broadway waar hij de oude Jacob speelde in The Field of Gold, alsook in Out of Step (Hudson Theatre, 29 jan - 1 feb 1925), de uitvinder van de originele paard en buggy in Winthrop Ames' White Wings (Booth Theatre, 15 okt - 1 nov 1926) en tot slot een rol in Paul Green's Field God (Greenwich Village Theatre - Cort Theatre, 21 april - 28 mei 1927) met Fritz Leiber in de hoofdrol.

Hij speelde ook in
Don Marquis' The Skinners (Shubert Playhouse Wilmington, 29 - 31 dec 1927) met Frank Keenan, Catherine Willard, Josephine Hull, A. O. Huhan, en Roya Byron. Samen met die laatste twee acteurs moest Arthur de rol te spelen van Pop Skinner's drie drinkbroeders en ze deden dit met verve.

Eerder geamuseerd dan geërgerd kon hij zich zijn eerste stappen in zijn loopbaan herinneren waarbij hij vaak "te klein, te zwak" werd bevonden voor een rol in toneelstukken.

 
Radio

In augustus 1927 was het de radio (WJZ) die hem aanzocht. Zelfs zijn moeder en tante Harmony vonden het aanvankelijk beter dat hij zijn job in een meubelzaak in Buffalo, New York zou behouden. Toen hij zijn moeder schreef dat hij bij de radio ging werken, stuurde ze het bericht meteen terug. "Doe het niet. Je hebt de stem niet voor." Op een dag hoorde ze hem wel - ze kwam naar New York om haar jongen te zien - en Arthur stopte haar in een controlekamer tijdens zijn programma. "Hij klinkt zo natuurlijk," zei ze. "Net zoals hij is, maar dat maakt hem nog geen held voor mij".

Gerald Stopp, regisseur, wordt verantwoordelijk geacht voor de "ontdekking' van Arthur Allen, als radio 'headliner'. Wanneer hij op zoek ging naar iemand om de rol van Jeff Peters te spelen in de eerste ReTold Tales serie (1927-1929), herinnerde Stopp zich een voorstelling waarin hij Arthur Allen aan het werk had gezien op het podium. Bij het daaropvolgende jobinterview kon de regisseur de acteur warm maken voor de rol in de radioreeks samen met Louis Mason (als Andy Tucker),  nog een theaterartiest. Ze speelden twee oplichters hard aan het werk om een nietsvermoedend publiek een rad voor het ogen te draaien.

Het was een vriend die hem uiteindelijk had geadviseerd radiorollen te overwegen. Maar radio leek hem aanvankelijk niet echt te bevallen en hij gaf maar schoorvoetend toe aan een rol voor de microfoon. Uiteindelijk werd hij één van de eerste acteurs die vanuit het legitieme theater zijn weg vond naar een succesvolle radiocarrière.

"Er is een groot verschil tussen in groep op een theaterpodium te staan en in groep voor een radiomicrofoon, maar de zaken die ik in 'stock' opstak helpen me nog elke avond op de radio," zei Allen. Een levendige, energetische kleine man met snel bewegende handen, smal gezicht en milde blauwe ogen boven een gevoelige mond en lange kin, die paste precies bij de soort Yankee persoonlijkheid die zijn radiostem aangaf. Voor iemand die zijn brood verdiende met spreken, bewoog hij zijn lippen opvallend weinig. "Een lange toneelervaring leerde me om mijn stem vanuit het achterste van de keel te werpen,'' verklaarde Allen zich ooit. "Op antenne ontwikkel ik voor bijna elke figuur een verschillende stem. In het toneel heb je de actie, kledij en lichteffecten die helpen om verhaal en karakter over te brengen. Op radio val je terug op je eigen stem en woorden, en je weet pas na afloop welk hun echte uitwerking is geweest." Ondanks de moeilijkheden van het medium, zei Allen dat hij van radio hield omdat het een acteur voorziet van wat hij eigenlijk altijd wil—"een vol huis"— niet meer gluren door de gordijnen om te tellen hoeveel lege zetels er zijn.
De gewoonten van vele jaren op het toneel zijn te sterk voor Arthur Allen, die te zien was als betere karakeracteur, om zo maar over boord te gooien voor een microfoon. Hij leefde zich gewoonlijk sterk in in zijn rol, of veranderde zijn fysionomie zo tot hij leek op de figuur die hij geacht werd uit te beelden.
 

In 1927 creëerde een ex-Broadway toneelschrijver William Ford Manley en Henry Fisk Carlton een wekelijkse radioshow met losse verhalen genaamd Soconyland Sketches. (Socony was het acroniem voor Standard Oil Company of New York). Ze begonnen met Shakespeare, omwille van de Shakespeariaanse viering die op dat moment liep en bestond voornamelijk uit scènes van Shakespeare's toneelstukken.  "Ons eerste idee was om alleen historische verhalen te brengen," zei Manley. "Zo deden we Miles Standish, Old Ironsides, en The Cherry Valley Massacre. Maar na het eerst jaar zagen we dat de samenwerking tussen Parker Fennelly en Arthur Allen zo goed werkte dat we twee eigen landelijke karakters opbouwden rond deze twee acteurs."  Dus ondanks het feit dat Soconyland Sketches (1 nov 1927 - )  aanvankelijk dus niet de intentie had om met terugkerende figuren te werken,  gebeurde dit toch bvb. toen Parker Fennelly en Arthur Allen bij twee oude dorpelingen speelden, stereotypische droge New Englanders.  Samen maakten ze waarschijnlijk meer "hillbilly" shows dan wie dan ook.
Het vijf man team werd vervolmaakt met Harold McGee die regisseerde.

Onder de Soconyland sketches waarin Allen verscheen rekenen we:

  • #2 "The Courtship of Miles Standish," een visverhaal uit Gloucester;

  • #7 "Sebago Lake, fishing yarn" (1928) was één van de meeste populaire episodes die dan ook meerdere malen werd heruitgezonden  (31 maart 1931, 11 april 1932). Een humoristische uitzending waarin een geadresseerde New Yorkse zakenman gaat vissen in Maine. De show werd gestolen door één van Manley's repertorium acteurs, Arthur Allen, als de filosoferende visgids die de stadsmus enkele zaken leert over het echte leven;

  • #34 "Hunting", with Arthur Allen as game warden in the Maine Woods;

  • Arthur Allen speelde Maule in #35 "The House of Seven Gables";

  • Timothy Dexter in #45 "Lord Timothy Dexter of Newburyport" (9 jan 1929);

  • #57 "Wuthless" een origineel verhaal met Arthur als Pearly Pevere;

  • #60 "Fishing Story - Maine", Arthur Allen's verhaal over de naleving van de gokwetgeving;

  • #76 "Tale of a Wayside Stand", waarin Arthur Allen een hot dog kraam opbouwt. (1929);

  • "Shavings" verhaal op Cape Cod als een trilogie (3 juni 1930);

  • "Scrooge"  Arthur Allen as Scrooge (WEAF, 23 dec 1930);

  • "The Story of Major Andre" (28 sep 1931 & 5 okt 1931) De verwikkelingen in de oorlog die tot een ramp leiden voor zowel Benedict Arnold als Maj. John Andre, de Britse officier die werd geëxecuteerd voor zijn aandeel in het plot. Arthur Allen speelde Josiah Smith een onschuldig Amerikaanse kolonist die bij Arnold en Andre was gedurende de laatste dagen vooraleer Arnold's verraad aan het licht kwam;

  • "Old Bet, the Birth of the American Circus," sketch met Arthur Allen en Parker Fennelly (7 mei 1934);

  • "The Ethics of Pig", sketch met Arthur Allen en Parker Fennelly. (18 sep 1934);

  • "No Place Like Home", dramatische sketch met Arthur Allen, Parker Fennelly en Mildred Natwick (WABC, 20 okt 1934);

  • "The Great White Teacher"  geschreven door Kapitein Peter Freuchen met Parker Fennelly en Arthur Allen (2 feb. 1935).

Arthur Allen speelde ook terugkerende of markante figuren in de Soconyland Sketches, de meest populaire hiervan waren:

  • Eén van de eerste rollen die Arthur speelde was die van David Harum, de wat vreemde bankier met een doos vol hypotheken en een hart van goud.
    #21 "David Harum's Hoss Trade" (jul, 1928)
    #39 "David Harum's Christmas Gift"  (20 nov. 1928).
    #64 "David Harum in Newport society"

  • Grandsir, of Wilbur Z. Knox, de mannelijke helft van het oudste koppel uit Snow Village. Tachtiger, levendig als een terriër en zo onvoorspelbaar als het weer in New England. De oudste inwoner kon zich niet meer herinneren wanneer hij en zijn echtgenote het ooit eens waren geweest over iets. Ondanks 50 jaar huiselijke stormen, vierden ze toch hun Gouden huwelijksjubileum.
    "Grandsire" (WEAF 2 nov 1931).

  • Ook uit Snow Village was Uncle Dan'l Dickey die zelf nooit zou toegeven dat iemand hem onder controle had, ondanks het feit dat het precies dat was dat zowel zijn vrouw Hattie (gespeeld door Agnes Young) als Margie (Ruth Russell) deden. Hij is opvliegend, vrijgevig en impulsief, het compleet omgekeerd van Hiram "Old" Neville (Parker Fennelly), waarmee hij reeds vijftig jaar overhoop ligt.

    "The Auctioneer" (Nov 26. 1929) (eerste Snow Village sketch)
    ''The Coming of Margie” met Arthur Allen, Effie Lawrence Palmer, Parker Fennelly en Linda Watkins (25 maa. 1930).
    "The Clock in the Steeple" (Mar 2. 1935)
    "Salmon Fishing on Tabago lake" (Apr 30. 1935)

Arthur B. Allen en Parker Fennelly met een publiciteitsfoto voor "Snow Village".Dan'l Dickey (Arthur Allen) zou nooit toegeven dat iemand hem heeft gemanaged, hoewel dat zeker zo is. Opvliegend, genereus en impulsief, het tegenovergestelde van Hiram Neville, met wie hij de afgelopen vijftig jaar op het scherpst van de snede leeft.
Boven links: Arthur B. Allen en Parker Fennelly met een publiciteitsfoto voor Snow Village.
Boven rechts: Dan'l Dickey (Arthur Allen) zou nooit toegeven dat iemand hem heeft gemanaged, hoewel dat zeker zo is. Opvliegend, genereus en impulsief, het tegenovergestelde van Hiram Neville, met wie hij de afgelopen vijftig jaar op het scherpst van de snede leeft.
The Wayside Inn (NBC, 1929), was een regionaal variété programma en een voorloper van de dagelijkse drama/soap. Arthur speelde er de rol van Jack Spindle.

Opnieuw naast Louis Mason was hij als "Gus" te horen in "Gus and Louie" een onderdeel van de radioreeks
Schradertown Band in 1929.  Ze werden gecast als eigenaren van garage in een kleine stad wiens motto service is en wiens hart altijd op de juiste plaats zit. De muzikale achtergrond werd voorzien door de Arthur Pryor’s band, in de rol van een kleine stadsvereniging met Gus en Louie als twee van hun muzikanten. De twee werkten eerder al samen in de NBC Retold Tales serie van O. Henry-verhalen.

Het stuk voor "thuistalenten" Buddies
(Sampson Theatre Penn Yan, 18-19 april 1929) werd gepresenteerd door the American Legion met Arthur als verpleeghulp.
Uncle Abe and David waren de luisteraars onbekend tot de laatste week van juni 1930, toen de personages voor het eerst op de netwerken te horen waren.Uncle Abe Stetson (Phil Lord) en David Simpson (Arthur Allen).
Boven links: Uncle Abe and David waren de luisteraars onbekend tot de laatste week van juni 1930, toen de personages voor het eerst op de netwerken te horen waren.
Boven rechts: Uncle Abe Stetson (Phil Lord) en David Simpson (Arthur Allen) in hun rol.

Dan kwam Phillips H. Lord, inwoner van Maine, op de proppen, hij had eerder Sunday Evening at Seth Parker's (NBC, 1929) gebracht met Lord zelf als de vriendelijke oude Seth Parker. Terwijl deze serie nog liep wilde Lord andere vormen van Yankee humor uittesten met het creëren van Uncle Abe and David voor sponsor Goodrich Tires (23 juni 1930 tot 9 mei 1931). De radioluisteraars schoven aan aan de toonbank van "Everybody's Equiperies", de algemene levensmiddelenwinkel in Skowhegan, Maine, terwijl Uncle Abe Stetson (Phil Lord) en David Simpson (Arthur Allen), eigenaars, hun plannen ontvouwden voor een vakantie in New York die ze al dertig jaar voor zich uit schoven. Halverwege het radioseizoen op NBC verkochten ze hun winkel en verhuisden naar New York City. Enkele bronnen geven aan dat Phil Lord reeds na enkele weken door Parker Fennelly werd vervangen. Alle magazines uit 1930 en 1931 geven Lord als hoofdacteur aan. (Zie foto hierboven link & rechts)

Enkele weken nadat Uncle Abe and David van antenne ging was het vermaarde Lord/Allen/Fennelly trio wel verantwoordelijk voor een nieuwe gelijkaardige reeks, The Stebbins Boys (Blue, 22 jun. 1931 tot 21 okt. 1932). In het kleine stadje Bucksport Point, Maine, houden twee oudere broers - Allen als John Stebbins en Fennelly als Esley Stebbins- een kruidenierswinkel open. De serie was een groot succes maar zonder verklaring werd de serie geschrapt door hun sponsor het vleesverwerkend bedrijf Swift & Co.  (onder links en rechts).

Parker Fennelly en Arthur Allen als "The Stebbins Boys" in de radiostudio.Parker Fennelly en Arthur Allen die hun rol uitbeelden als "The Stebbins Boys" John en Esley eigenaars van een kruidenierszaak.
Boven links: Parker Fennelly en Arthur Allen als The Stebbins Boys in de radiostudio.
Boven rechts:  Parker Fennelly en Arthur Allen die hun rol uitbeelden als The Stebbins Boys John en Esley eigenaars van een kruidenierszaak.

Arthur's vrouw, Gertrude Watt Allen overleed plots in het Nassau Hospital, Hempstead op 19 augustus 1931 na een operatie voor een gesprongen appendix. Ze werd begraven in Gowanda, N.Y. .

In 1932 maakt een hoedenproducent met een foto van Allen publiciteit hoe een een jonge man een hoed kon dragen, in die foto leek hij ook ongeveer 30.
Als hobby verzamelde hij, net als zijn moeder, antiek die hij in zijn thuis in Hempstead, Long Island een onderkomen gaf. He had drie poezen genaamd Swithen, Amelia en David. Hij had ook een appartement in New York (Tudor City) ongeveer 30 verdiepingen boven het straatlawaai. Hij hield van Cuba en Californië en had een afkeer van koud weer. Garbo was zijn favoriete filmactrice en hij ging ver om een film van Charlie Chaplin te gaan bekijken.
Hij had nooit zelf een auto bezeten tot hij met Rudy Vallee's Pierce Arrow reed en er prompt ook een kocht.

The Western Clock Company contracteerde het populaire duo Arthur Allen en Parker Fennelly voor een radioreeks die startte op zondag 16 september 1934.  De wekelijks 15 minuten lange uitzending was bedoeld als vervanging voor Dream Drama (NBC, 16 sep 1934 - na jun 1935?) die in de jaren voordien ook door deze sponsor werd gebracht. Uiteindelijk deed men gewoon verder onder dezelfde naam en sponsor.

Soconyland verhuisde naar CBS op 16 oktober 1934 en kreeg meteen een nieuw titel mee: Snow Village Sketches. Het zou er nog lopen op CBS tot 21 mei 1935. Alvorens naar NBC te gaan voor 4 afleveringen respectievelijk in 1937, 1938,1942 en 1943 om te eindigen bij Mutual met een reeks van minstens 11 uitzendingen tussen 28 dec 1945 en 5 mei 1946.

The Simpson Boys of Sprucehead Bay (Blue-NBC, 1935-1936) Arthur Allen en Parker Fennelly, deden nauwelijks aanpassingen aan de ondertussen beproefde formule voor de Simpson Boys, en traden ook hier aan als winkelhouders op het platteland (Zie foto's hieronder).

"The Simpson Boys of Sprucehead Bay" (Blue, 1935-1936) Arthur Allen en Parker Fennelly, deden nauwelijks aanpassingen aan de ondertussen beproefde formule voor de Simpson Boys, en traden ook hier aan als winkelhouders op het platteland. "The Simpson Boys of Sprucehead Bay" (Blue, 1935-1936) Arthur Allen en Parker Fennelly, hoe ze er echt uit zien.
Boven links: The Simpson Boys of Sprucehead Bay (Blue, 1935-1936) Arthur Allen en Parker Fennelly, deden nauwelijks aanpassingen aan de ondertussen beproefde formule voor de Simpson Boys, en traden ook hier aan als winkelhouders op het platteland.
Boven rechts: The Simpson Boys of Sprucehead Bay (Blue, 1935-1936) Arthur Allen en Parker Fennelly, hoe ze er echt uit zien.

In 1936 was Arthur opnieuw op een Broadway podium te zien eerst als winkelier in George Ade's komedie The County Chairman (National Theatre, 25 mei - 1 juni 1936), een rol die ze herhaalden in augustus toen zowel Parker Fennelly (Unckle Eck) als Arthur Allen (Vance Jimmison) deel uitmaakten van de Mohawk Drama Festival presentatie van datzelfde stuk.

Het daaropvolgende jaar was hij als "Fortune Friendly" te zien in het toneelstuk The Farmer Takes a Wife.

In februari 1937 werd gemeld dat Arthur zijn werk beperkte tot alleen de zaterdagse show. "Ik wil van het leven genieten," was zijn verklaring. "Ik heb de titel van de show ter harte genomen, 'You Can't Take It With You.'"
Hij miste wel het op tournee zijn: “Ik zou graag weer met onenightstands door het land willen toeren, maar ik weet dat ik dat niet kan. Er zijn geen rondtrekkende gezelschappen meer en bovendien heb ik een contract waarin staat dat ik elke zaterdagavond op antenne moet. Maar ik zou het wel graag doen.”

Op het grote scherm maakt hij maar weinig zijn opwachting, zo was hij te zien in Ebb Tide (Paramount, 17 nov 1937) die geregisseerd werd door James P. Hogan "berucht" voor zijn regie van de Ellery Queen filmserie.

Fennelly en Allen probeerden in 1938 een Snow Village revival op gang te krijgen terwijl Arthur op Broadway Arthur, in misschien wel zijn beste rol, die van Professor Willard te zien was in Our Town (Henry Miller's Theatre - Morosco Theatre, 4 feb - 19 nov 1938).  

Parker en Fennelly speelden wel in Four Corners U.S.A. (1938-1939) als respectievelijk Eben en Jonah Crowell.

The Radio Guild was al een tiental jaar te horen toen Merritt P. Allen in 1939 begon met het schrijven van komische script rond die geniale oude 'Vermonters', Noah (Parker Fennelly) en Mary Perkins (Effie Palmer) zijn vrouw en Toby Waller (Arthur Allen), hun knorrende vriend.

  • "Back Number Up" (NBC, 7 mei 1939)  Parker Fennelly, Effie Parker, Arthur Allen, John Milton, Ian MacAllaster, Douglas McMullen, Harold Gould en Roy Fant

  • "Fish Widowers" (NBC, 21 mei 1939),  vertelt de lotgevallen waarin Noah en Toby zich terugvinden als Mary besluit om hen een lesje te leren een onverwachte vakantie neemt. Ze hoopt dat ze zo leren hoe belangrijk het is een vrouw in huis te hebben die weet het voedsel klaar te maken waar mannen op verlekkerd zijn. 

  • "Ghostly Business," (NBC, 2 juli 1939) alweer één uit de reeks van verhalen uit landelijk New England,  Parker Fennelly en Arthur Allen in de hoofdrol. 

  • "Turkey Soup," (NBC, 22 nov 1939) Parker Fennelly en Gowancia's Arthur Allen acteren in een New England sketch die de Ed Cullen's WBEN Players zo goed kunnen brengen.

In  radio's Your Family and Mine (1938-1940) werd de rol van Lem Stacey geportretteerd door Parker Fennelly telkens wanneer dit in het script is voorzien. Een korte tijd daarvoor werd Lem nog door Arthur Allen gespeeld (1939).

Tegen 1940 woonde Arthur, een fervent tuinier, nog steeds in zijn huis op Long Island, dat vol stond met antiek. Een krant voegde eraan toe dat Arthur ook een verzameling van wel 145 strijkijzers had.
Arthur Allen (Doc Prouty) poetst zijn brilglazen op om Marion Shockley (Nikki Porter) beter te zien...(Van L naar R) Arthur Allen, Marion Shockley en Santos Ortega in "The Adventures of Ellery Queen" (1940).
Boven links: Arthur Allen (Doc Prouty) poetst zijn brilglazen op om Marion Shockley (Nikki Porter) beter te zien...
Boven rechts: (Van L naar R) Arthur Allen, Marion Shockley en Santos Ortega in The Adventures of Ellery Queen (CBS, 1940).

Toen men in het eerste CBS radioseizoen van The Adventures of Ellery Queen overschakelde van uurlange naar halfuur lange uitzendingen, nam Allen kort de rol van Doc Prouty over van Robert A. Strauss. Arthur begon op 25 feb. 1940 en stopte met de uitzending van 21 april 1940. Doc Prouty zou nooit meer in radio episodes te horen zijn. (zie foto's hierboven) Hoewel een recensie voor aflevering 68 "The Song of Death" in januari 1942 melding maakt van "nieuwkomer" Arthur Allen in de rol van de medisch onderzoeker.

In 1940 was Arthur Allen opnieuw in twee films te zien beide geregisseerd door Sam Wood: met wellicht zijn beste filmrol, een reprise van zijn Broadway vertolking van aardrijkskunde Professor Willard in Our Town (United Artists, 9 mei 1940) (onder links) en de Western Rangers of Fortune (Paramount, 19 sep 1940) waarin hij Mr. Prout speelt, een vervolgde nieuwsbladuitgever die zich tegoed doet aan wat detectivewerk (onder rechts).

Op het podium speelde hij Horatio Drum in Horse Fever (Mansfield Theatre, 23 nov - 14 dec 1940).

Frank Craven en Arthur B. Allen in "Our Town" (1940).Sam Wood's "Rangers of Fortune" (1940) met Betty Brewer en Arthur Allen.
Boven links: Frank Craven en Arthur B. Allen in Our Town (United Artists, 9 mei 1940).
Boven rechts: Sam Wood's Rangers of Fortune (Paramount, 19 sep 1940) met Betty Brewer en Arthur Allen.

Arthur was ook wekelijks te horen in Mother O' Mine (Blue, 1940-1941) een soap met Agnes Young (Mother Morrison), Donald Cook (John) en Jackie Kelk (Pete).

Voor de reeks Gibbs and Finney, General Delivery (NBC Blue, 26 jul - 18 okt 1942) schreef Raymond Knight een warm dramatische reeks waarin Fennelly en Allen hun vertrouwde rol als eigenaars van de kruidenierszaak opnamen, Gideon Gibbs en Asa Finney. Actrice Patsy Campbell was ook te zien in deze reeks op zondagavond.

In 1944 speelde hij ook in een Broadway revival van het stuk Our Town (City Center, 10 jan - 29 jan 1944), zijn bijdrage werd door een criticus omschreven als "briljant amusant in een korte verschijning als een ernstige schuchtere professor". Datzelfde jaar kreeg Arthur zijn eerste hartaanval. Hij zou niet meer op het toneel staan.

Het duo bleef werken onder de vlag Soconyland Sketches (vanaf dec 1942 als Snow Village) voor diverse firma's tot 1946. Van hun vertolkingen geïnspireerd op de Socony show hadden ze een carrière gemaakt en deze verschenen doorheen de jaren onder verschillende, zeer gelijkende incarnaties: The Stebbins Boys (of Bucksport Point) (1931-1932), Day Dramas (1934-1935), The Simpson Boys of Sprucehead Bay (Blue, 1935-1936) , Four Corners U.S.A. (CBS 1938-1939) en Gibbs and Finney General Delivery (1942). ... Het was een rol die zeker voor Fennelly steeds maar opnieuw en opnieuw zou worden gespeeld. Zo werd hij later zeer beroemd op Fred Allen's radio program Allen's Alley midden de jaren 40, gestalte gevend aan Titus Moody, nog maar eens een incarnatie van het bekende New England typetje.

Hij kreeg opnieuw een hartaanval op 18 augustus net voor hij zou optreden in Lorenzo Jones' radioprogramma en werd overgebracht naar het ziekenhuis. Arthur B. Allen overleed, na een week ziekte, op 25 augustus 1947 in het Doctors Hospital, New York City.

Hij werd begraven in Gowanda, N.Y. , waar hij 66 jaren voordien werd geboren.

Josephine Hardwicke typeerde Allen
(31 mei 1934) als volgt: "Ik ken geen bekend persoon die eenvoudiger en vriendelijker is dan deze acteur." en  "Ik denk dat zijn zin voor humor zijn meest aantrekkelijke karakteristiek is. Na slechts enkele minuten gesprek zal hij meer dan waarschijnlijk opspringen en een figuur uitbeelden om een deel van de discussie te illustreren."
 
Notities:

Alle vermelde data voor films zijn voor de officiële release in de VS.
Alle vermelde data voor TV programma's zijn die van eerste uitzending.
Alle vermelde data voor (radio)toneelstukken zijn voor de periode waarin de acteur erbij betrokken was.

De feiten in het rood moeten nog bevestigd worden.

Klik op Uncle Sam als je denkt ons te kunnen helpen...!  Klik als je denkt ons te kunnen helpen...!

Andere referenties
(1) IMDb
(2) IBDB
(3) Radio Guild logs at Jerry Haendiges Vintage Radio Logs
(4) Wikipedia Snow Village Sketches
(5) RadioGOLDindex

(6) OTRRpedia
(7) Jerry Haendiges Vintage radio logs
(8) Playbill

Bijkomende video & audio bronnen
(1)
Our Town YouTube clip uit de film (1940)
(2) Columbia Workshop 42-02-15 (013) "Opus for a Lute and a Liar"  at OldTimeRadio Downloads
(3)
Recollections at 30 The 30th anniversary of the NBC in the mid 1950s. Celebrating many "old time radio" broadcasts was created. On Aug 1. 1956 in "Crash of the Hindenburg" we heard Parker Fennelly and Arthur Allen on Snow Village Sketches. (starts around 14:37) at OldTimeRadio Downloads

Dit profiel van de acteur hierboven maakt deel uit van Ellery Queen a website on deduction. Deze acteur speelde de rol van Doc Prouty in de eerste radioserie.
Vele van de profielen op deze site zijn samengesteld na zeer nauwgezet onderzoek van diverse bronnen. "Please quote and cite ethically!"


Pagina aangemaakt 8 oktober 2017  
Laatste update 30 mei 2024
  

t e r u g   n a a r    L i j s t   v a n   V e r d a c h t e n


 
Inleiding | Plattegrond | Q.B.I. | Liist Verdachten | Wie?  | Q.E.D. | Moord en scene | Nieuw | Auteursrecht
Copyright © MCMXCIX-MMXXIV   Ellery Queen, een website rond deductie. Alle rechten voorbehouden.