STRIPVERHALEN
e paar
Ellery Queen strips die werden gepubliceerd zijn nog het meest verwant met de
luisterspelen. In de jaren 40 beleefden de strips hun hoogdagen en leek een perfect
huwelijk met het Queen-detectiveverhaal onafwendbaar. Het zou helaas nooit echt succesvol
gebeuren. Lee en Dannay gaven zelf toe ooit materiaal voor een Ellery Queen
stripreeks te hebben afgeleverd. (John Bainbridge's Crime Mad Him Famous an
His Authors Rich).Maar waaruit hun bijdrage nu precies bestond blijft voer
voor speculatie. Ellery Queen verscheen waarschijnlijk voor het eerst in een
stripverhaal toen een adaptatie van een radioscript "The Secret Partner"
(27 augustus '39) in The Gulf Funny Weekly (Nummer 366 van 26 april
1940) verscheen. Deze vierpagina lange strip
werd in negen delen verdeeld via benzinestations op negen opeenvolgende
zondagen tussen mei en juni 1940. Deze "freebies" zijn vandaag de dag zeer moeilijk te vinden en derhalve ook
zeer duur. In deze strip werden de aanwijzingen verraden door een ster te plaatsen in het
paneel met de "verborgen" aanwijzing. Rond deze tijd (april) begon Gulf Oil de radiospelen te
sponsoren. Elke uitgave bevatte daarom ook een reclame voor de CBS radio
show. "The Adventure of the Secret Partner" besloot in
het nummer van 28 juni 1940 (Nr 374).
Tekenaars en schrijver(s) zijn niet bekend maar het is
meer dan duidelijk dat dit buiten het werkdomein viel van de normale groep
mogelijks Bill Ely. Om ze een langere tijd in de rekken te garanderen.was het in die dagen
gebruikelijk strips lang voor hun kaftdatum op de markt te verspreiden. Ongeveer rond
dezelfde tijd maakte Ellery ook in een andere reeks zijn opwachting ...
rackajack Funnies,
in 1938 gestart, voorzag meestal heruit- Boven (van L naar R en van boven naar onder): De kaften van de Crackajack Funnies N°23 tot N°34) waarin Ellery Queen verhalen waren terug te vinden. Nummer 23 met "The Adventure of the Coffin Clue" gebaseerd op het kortverhaal "The Adventure of the Invisible Lover". Nummer 24 met "The Adventure of the Blood Red Stamp" vrij getrouw gebaseerd op "The Adventure of the Penny Black". Boven (van L naar R en van boven naar onder): De kaften van de Crackajack Funnies N°35 to N°42. Crackajack Funnies overleefde zijn EQ-series met slechts één uitgave het eindigde met #43 in januari 1942. Pas zeven jaar later zou Ellery als stripverhaal terug z'n opwachting maken... r waren verscheidene stripdetectives die de Queenformuleimiteerden. De meest in het oog springende hierbij was "Bentley of Scotland Yard" die verscheen begin de jaren 40 in Pep Comics. In zijn zaken "The Case of the Whistling Doom" (#13 03/1941) en "The Case of the Dancing Ghosts" (#9 11/1940) van de hand van Sam Cooper en Joe Blair, had Bentley veelal te maken met demonische figuren maar telkens was de hoofdschotel een tekening met de uitdaging aan de lezer: "Inspector Bentley knows the killer of... Do you?" "The Zebra" verscheen in Pocket Comics #1 (april, 1941), met in hetzelfde nummer de eerste verhalen van The Spirit of '76, The Black Cat en andere minder succesvolle reeksen. De uitgever was Harvey Comics, beter bekend van Richie Rich en Casper the Friendly Ghost. "The Zebra" werd toegeschreven aan "Ellery King", een voor de handliggende verwijzing naar Ellery Queen toen reeds een bestseller op gebied van detectives. De tekeningen waren van de hand van Pierce Rice (Manhunter) en Arthur Cazeneuve (The Flame). Die eerst uitgave bevatte ook een geïllustreerd verhaal "The Zebra Murder Case" (zie hieronder). Queen leek ook populair bij de toenmalige stripauteurs en voorzag vaak, zonder krediet laat staan betaling, verhaallijnen voor minstens twee van strip's meest geliefde misdaadbestrijders. Door het vooraf dateren van de verhalen is het moeilijk de chronologie te achterhalen maar Batman #18 (aug-sept 1943, herdrukt in Detective Comics #443, okt-nov 1974) was waarschijnlijk de eerste. In het eerste verhaal van deze uitgave "The Secret of Hunter's Inn" (schrijver onbekend, tekeningen door Bob Kane/Jerry Robinson) ontmoeten Batman en Robin voor de tweede maal het misdaadduo "Tweedledum and Tweedledee", tweelingbroers gebaseerd op de figuren met dezelfde naam uit Alice in Wonderland. Het punt waarrond het in dit verhaal draait - een daadwerkelijk verdwijnende landelijke herberg- is zo uit het kortverhaal "The Lamp of God" gehaald. Het tweede voorbeeld verscheen op 18 juli 1943 in The Spirit strip #164, een bijlage in het zondagsblad The Baltimore Sun, gemaakt door Will Eisner. Het verhaal in kwestie waarin de Spirit deduceert hoe met absolute zekerheid een vrouw in totale duisternis kan worden neergeschoten is gestolen uit Queen's "The Adventure of the House of Darkness". Het verhaal is getekend: Eisner. Gezien het grote aantal misdaadgerelateerde strips in dat tijdperk geproduceerd en gezien het feit dat strips toen vrij algemeen als een "wegwerpmedium" werd gezien zal dit waarschijnlijk maar het topje van de ijsberg zijn. Het is dan ook paradoxaal te noemen dat deze geplagieerde verhalen betere voorbeelden zijn van hoe een Queen verhaal in een strip moet worden omgezet.
|
|
Inleiding | Plattegrond | Q.B.I. | Liist Verdachten | Wie? | Q.E.D.
| Moord en
scene | Nieuw |
Auteursrecht Copyright © MCMXCIX-MMXXI Ellery Queen, een website rond deductie. Alle rechten voorbehouden. |