alph Bellamy (17 jun 1904 - 29 nov 1991) |
Lengte:
1.87 m (6' 1½" ) Gewicht: 80,7 kg Ogen: blauw Haar: bruin Zuster/broer: Richard Edward (1906-1988) Lilla Carolyn B. Walbridge (1912-1997). Huwelijken: (1) Alice Mary Delbridge, actrice (28 dec 1927 - 29 jun 1931, gescheiden) dochter: Lynn 'McCrudden' Bellamy* (3 mei 1929 - 25 feb 2009) (2) Catherine Livingston Willard, actrice (6 jul 1931 - 6 aug 1945, gescheiden), geadopteerde zoon: Willard Bellamy* (ca. 1930 - bfr 1991) (3) Ethel Smith (Goldsmith), orgeliste (21 aug 1945 -24/25 nov 1947, gescheiden) (4) Alice Murphy, talent agente (27 nov 1949 - 29 nov 1991, zijn dood) |
Boven links: Ralph op driejarige leeftijd. Boven rechts: Afgestudeerd aan de Wilmette Grammar School. |
Mid-1904 werd Ralph Rexford Bellamy geboren in Chicago, Cook County, IL als kind van Charles Rexford Bellamy en Lilla Louise Smith, de oudste van drie kinderen. Zijn vader werkte in het Barnes Crosby publiciteitsagentschap. Tijdens zijn jeugd woonde hij in bij zijn grootmoeder langs moederszijde die weduwe was, met vader, moeder, broer en zus. Hij woonde in een appartement aan 5709 Kimbark Avenue aan Chicago's zuidzijde. Ze trokken weg uit Chicago toen hij 5 werd naar Wilmette eerst in Linden Avenue, daarna Forest Avenue. Hij werd als doopgezinde opgevoed en stond dicht bij zijn roodharige grootmoeder; zijn eerste ervaring met de dood kwam met het overlijden van zijn 24 jarige broer (1910) en vervolgens zijn grootmoeder. Hij kreeg voor het eerst een semi-acteerklas (wat hij later omschreef als "hesp acteren') van zijn groottante Ella. Reeds zeer vroeg speelde Ralph altijd “toneel”. Hij hield van elke fase, schreef vaak het toneelstuk, coachte zijn speelkameraden in hun rol en ontwierp de kostuums en verzorgde de make-up voor de voorstelling. Natuurlijk speelde hij de rol van de schurk.
Toen hij jong was, werkte hij
als krantenbezorger, bezorger
van kruidenierswaren (bij
Brinkman's
Kruidenierswinkel), zaalwachter
in bioscopen en frisdrankventer.
Thuis harkte en verbrandde hij
bladeren en sloeg tapijten. Vreemd genoeg was een toneelstuk genaamd Suppressed Desires het eerste dat Ralph produceerde toen hij op zestienjarige leeftijd (1920) een “little theatre” gezelschap oprichte aan de North Side van Chicago. Dit toneelgezelschap voor middelbare scholen kreeg de naam de North Shore Players** (1920-21). Ook schreef en produceerde hij op 15-16-jarige leeftijd het toneelstuk Nothing. “De volslagen nutteloosheid ervan was verschrikkelijk dempend, gezien zijn leeftijd. En het zou me niets verbazen als Ralph op een dag het toneel zou verlaten en in plaats daarvan toneelstukken zou gaan schrijven", getuigde zijn vader eens. Hij schreef het stuk samen met een ander lid van the North Shore Players Fenn Germer. Hij ging naar New Trier High School in Winnetka (Wilmette), Illinois. Daar werd hij voorzitter van de Drama Club. Kort daarna, moest hij er weggaan, van school gestuurd in de winter van 1922 wegens roken op de campus. Hij vertelde zijn ouders dat hij wilde gaan acteren. Zijn ouders waren tegen en de jonge Bellamy trok er vanonder met niets meer dan het geloof in zichzelf en 2 dollar. Een vrachttrein bracht hem naar Cedar Rapids, Iowa, zo'n 200 mijl van huis. Hij had nog 50 cent over toen hij op een stuk land een tent zag staan met daarop een bord "John Gregory Adams United Stock Company Largest Little Shows on Earth". Hij liep recht op John Gregory af en vroeg of hij iemand kon gebruiken. Nadat die hem zijn ervaring had gevraag werd hij tot zijn eigen verbazing opgenomen in de stock company en trok de volgende 4 maanden mee Westwaarts. (11) Op een zaterdagavond ging hij naar Macbeth gebracht door een theatergezelschap in de stad waar hij werkte. Hij dacht een van de spelers te herkennen. Na de voorstelling stapte een jonge man op hem af met een groet. Het was Nicholas Whitney en hij had met John Gregory Adams gespeeld. Bellamy was weer onderweg. De show deed al snel wat onvermijdelijk lijkt te zijn voor alle rondtrekkende stockgezelschappen. Het ging failliet en werd ontbonden. Bellamy bevond zich in Provo, Utah, waar de winter snel naderde. Een toevallige ontmoeting met een schapenhoeder in een biljartzaal bracht hem tot de volgende beslissing. Er werd hem verteld over een baan in het verpakken van schapenwol op de veemarkt. Hij bleef enkele weken tot een baan die meer geld opleverde zich aandiende. Een paar weken voordat de lente over de bergen trok, had Bellamy opnieuw een toevallige ontmoeting. (11) Hij ontmoette William 'Bill' Owen op een bijeenkomst van fervente toneelliefhebbers (1921). Owen was een volbloed Shakespeariaans acteur. Hij toonde interesse in Ralph en bood hem de moeilijke hoofdrol aan in Charles Rann Kennedy's The Servant in the House, die hij aan het casten was. Ralph speelde de rol zo goed dat toen de show werd afgesloten Billy Owen hem begon te coachen voor toekomstige rollen. Zoals de meeste jongeren speelde Ralph oude mannen met grappige baarden. Hij ontmoette hier voor het eerst Melvyn Douglas. Ralph bleef een paar seizoenen bij Owen in de reizende groep Shakespeare-spelers. Zo speelde hij Fleance in Macbeth, de rol van Bassanio in The Merchant of Venice en de nobele Moor met het kussencomplex in Othello. Toen de show Waukegan bereikte, veertig mijl van Chicago, besloot de jonge Bellamy zijn ouders op te zoeken. Hij werd begroet met dezelfde consternatie als toen hij zijn ouders had toevertrouwd dat hij acteur wilde worden. De vader smeekte zijn zoon tot de volgende dag om het acteren op te geven. Tegen de ochtend stemde de jongen toe. Hij werd geplaatst als reclameschrijver in het reclamebedrijf van zijn vader. De liefhebbende ouder kreeg al snel spijt. Zijn zoon was met van alles bezig - behalve met reclame. Na een paar weken werd de zoon ontslagen, en dat kwam beide goed uit. Vervolgens trad hij op bij het theater- en repertoire toneelgezelschap 'The Chautauqua Road Company' (1922)zelfs in een tent. Zijn eerste echt grote rol kreeg hij bij dit gezelschap in The Shepherd of the Hills (juni 1922), een Ozark melodrama, waarin hij twee rollen voor zijn rekening nam: de vader van de hoofdrolspeler (die zelf 10 jaar ouder was dan Ralph) en de slechterik.
Hij
reisde verder doorheen het Middenwesten bij toneelgezelschappen
(1922-23) in Madison, Wisconsin, en
Fort Wayne en Evansville, Indiana. Hij bleef op elke locatie telkens 10, 12, 15 weken of langer en voerde elke
week een ander stuk op. Overdag repeteerde hij een toneelstuk terwijl hij 's
avonds in een ander stuk speelde. Hij verliet de Fisher Majestic
Players om zich weer aan te sluiten bij Dorothy La Vern Company
(december 1924 - maart 1925). Op naar Ishpeming, Michigan waar Bellamy in 1924
lid werd van een repertoiregezelschap van de Beach and Jones Repertoire Company.
Hij zou er de taak van timmerman, toneelmeester en algemene zakenman opnemen. In 1924-1925 leek hij van alles te proberen: hij deed zgn. "Tab shows" (tab is het verkleinwoord van tabloid) voor Fred Hurley's Jolly Follies openend in East Palestine, Ohio (1924), hij probeerde black-face in McKeesport, Penn. in een zang- en dansact genaamd Hope and Byrne, er is een contract gedateerd 14 juni 1924 met de Jackson Players, en hij speelde de hoofdrol bij een gezelschap (1925-26) in Waterloo, Iowa. Ralph was ook de hoofdrolspeler toen het Sherman stock gezelschap speelde in St. Jo(seph), Missouri met So this is London(Lyceum, 2 feb 1925). Ze bleven tenminste tot 8 november 1925 bij het gezelschap wanneer Ralph samen met Violet Manning optrad in Terre Haute, Indiana. Later verliet Bellamy de Sherman Stock company (Hippodrome Theatre) in Terre Haute, Indiana, ging naar New York om zijn geluk op Broadway te beproeven. Hij was er blijkbaar niet klaar voor. De zaken gingen zo slecht dat hij overleefde op nootjes en water. In zijn boek herinnert hij zich een politieman die hem een fles melk van de stoep zag stelen maar, waarschijnlijk uit medelij, de andere kant uitkeek.(5) Na 5 dagen verhongering bood een agent in Chicago hem een plaats aan in een stock theatergezelschap en stuurde hem het geld dat hij nodig had. |
Het zomertoneelgezelschap, met Nancy Duncan en Ralph Bellamy in de hoofdrollen, opende het seizoen op 31 mei 1926 met de voorstelling Just Married in Shea's Opera house, Jamestown, New York. Dit maakte deel uit van een tien weken durend onopvallend seizoen als hoofdrolspeler in de Fiber en Shea Stock Company. Dus ging Bellamy terug Iowa waar hij uiteindelijk in Des Moines in 1926 als 22 jarige hoofdacteur bij de Morgan-Wallace stock company optrad in het old Princess Theater aldaar. Toen Wallace besloot niet nog een seizoen te gaan, nam Bellamy de lease over. “The Ralph Bellamy Players” debuteerden op 12 september 1926 met Austin Strong's romantisch oorlogsdrama Seventh Heaven****. "We speelden 10 uitvoeringen per week in de Princess." Ze speelden twee seizoenen van 36 weken, 1926-27 en 1927-28 in Des Moines. Zijn vader stond in voor het startgeld en de winst droeg de onderneming verder. Zijn vader was ook de bus- en huismanager (5 jaar lang) en zijn broer Richard assistent-huismanager. Bellamy was 3 jaar lang een ster in het theater met de groep dat uiteindelijk in Nashville, Tennessee een nieuwe basis ging uitbouwen. Ze hadden twee succesvolle seizoenen in Nashville, afgewisseld met een kort seizoen in Evanston, Illinois, alsook Wilmette. Ralph had Alice Delbridge ontmoet toen ze allebei in de stock speelden. Zij was negentien, de ingénue in het gezelschap, en hij tweeëntwintig. Ze waren constant samen in het theater en al snel werden de liefdesscènes die ze achter het voetlicht speelden heel echt voor hen. “We werden halsoverkop verliefd. We stonden er niet bij stil dat onze smaken niet hetzelfde waren, noch dat we zelden van dezelfde dingen of dezelfde mensen hielden.” Op 27 oktober 1927 kwam Bellamy niet opdagen voor de avondvoorstelling (aangekondigd als zijn 500e opeenvolgende optreden). Ze dachten op tijd terug te zijn voor de show, maar hun geluk was ergens op. In Winterset, waar de griffier na sluitingstijd moest komen, slaagden ze er niet in om een huwelijksvergunning te krijgen. In Knoxville net hetzelfde, ze vervolgenden hun weg naar Indianola. Volgens verschillende versies kregen ze of motorpech of raakten de weg kwijt. Als gevolg hiervan kregen 300 tickethouders hun geld terug voor de avondshow. Ze huwden uiteindelijk enkele maanden later (4) in St. Paul's Episcopal Church in Des Moines, Polk, Iowa op 28 dec 1927. Applesauce (18 april 1928) zou het afscheidsoptreden worden van de Ralph Bellamy spelers in het Princess theater. |
Twee foto's uit When the smoke hit the fan Ralph's biografie. Boven links: Way Down East, Ralph Bellamy Players, Des Moines, 1928 met Charles A. Browne (R). (Opmerking: Het stuk werd opgevoerd in Des Moines in nov-dec 1927) Boven rechts: In een scène uit Roadside, 1929, Plymouth Theatre, New York. (Opmerking: er is geen bevestiging van deze datum of dit theater 1930, Longacre Theatre lijkt correcter) |
Hij kwam in de zomer van 1928 in het Borscht Circuit te werken als assistent van Moss Hart. Elk van de grote hotels voor de Joodse bevolking van New York had een grote staf (muzikanten, dansers, acteurs,...) wiens belangrijkste taak het was om de gasten in een goed humeur te houden. In het weekend voerden ze toneelstukken, musicals en vaudeville op. Hij ging weer op pad met een theatergezelschap. Het ging failliet en werd ontbonden in Florida. Het was in een klein stadje aan de rand van de Everglades, waar iedereen onroerend goed verkocht. Bellamy ging aan de slag bij de duizenden Midwesterlingen die naar Florida probeerden te komen. Zijn winst - op papier - bedroeg zeventigduizend dollar. De jongeman droomde van zijn eigen theater en zijn eigen bedienden. Alle vastgoedmannen in Florida waren op papier rijk, en ook Bellamy leek het eindelijk getroffen te hebben. Toen kwam de beurscrash (okt 1929) en de jongeman strandde aan in New York. (11) Daar bracht in de vroege zomer 6 weken door bij een toneelgezelschap in Free
Port, Long Island aan $50 per week terwijl hij en Melvyn Douglas de kantoren van de
Broadway agenten belaagden. Melvyn verbleef bij zijn ouders en die gaf Ralph er
logies. Uiteindelijk kreeg Bellamy een rol in Town Boy
(Belmont Theatre, 4 - 31 okt 1929) op Broadway. De
voorstelling sloot na slechts 2 opvoeringen. Ralph toerde met Hope Williams in
Holiday en was de hoofdrolspeler bij een gezelschap in Rochester, waar
hij tegenover Helen Hayes mocht spelen in Coquette
(Lyceum, 1 juni 1930). (5) Programma 1930 in het Lyceum: Journey's
End (8 april), The Bachelor's Father (15 april), The Front
Page (16 mei.), Subway Express (31 mei), The Little Accident,
Dracula, Strange Interlude, Coquette (1 juni.),
... Ze waren goede vrienden tegen de tijd dat het gezelschap ophield te bestaan. Kort na afloop van het seizoen vertrouwde Ralph zijn vrienden uit Rochester toe dat hij wilde scheiden. Praktisch blut keerde hij in augustus 1930 terug naar New York City en vond een mooi ingerichte kelderkamer in een "koud-water-flat" in West Eleventh Street, Greenwich Village vlakbij de rivier. Zijn verschijning in het Broadway stuk Roadside (Longacre Theatre, 26 sep - 4 okt 1930) zou voor een keerpunt in zijn carrière zorgen. Op de openingsavond van deze laatste begroette het publiek zijn meest aangrijpende zinnen met salvo's applaus. Zijn werk in dat stuk werd uitgeroepen tot een van de vijf beste voorstellingen van het seizoen 1930-1931 en leidde tot zijn Hollywood-contract. In New York had hij, zodra hij daartoe in staat was, zijn vrouw laten overkomen. Maar zelfs de geboorte van hun dochter (circa 1929) kon niet verbergen dat hun huwelijk een mislukking was. Voor de baby probeerden ze het nog een jaar vol te houden. Het doek viel over zijn eerste huwelijk in 1931. "Toen, zonder wrok van beide kanten, gingen we uit elkaar," verklaarde Bellamy. Maar in haar echtscheidingsaanvraag beschuldigde Delbridge hem echter van wreedheid en gebrek aan steun. Ze verklaarde ook dat zij en Bellamy sinds 1930 feitelijk gescheiden leefden. (4) Hij kreeg vier aanbiedingen en tekende bij United Artists. Maar het hoofd van UA, Joseph Schenck, gebruikte hem nooit in een film en leende hem uit aan andere studio's - eerst aan MGM voor zijn debuut in de gangsterfilm The Secret Six (MGM, 11 april 1931) waar hij een moordenaar met een babygezicht speelde naast Wallace Beery, Jean Harlow, Clark Gable, Johnny Mack Brown, en Lewis Stone. |
Boven links: In Surrender (Fox, 6 dec 1931) zien we Ralph als Kapitein Ebbing tegenover Warner Baxter& Leila Hyams. Boven rechts: In Forbidden (Columbia, 8 jan 1932) speelt Ralph Bellamy de Daily Record city uitgever Al Holland tegenover Barbara Stanwyck. |
Op zijn reis naar Californië had hij een salon, geleverd door Schenck, maar geen
geld voor maaltijden. Het salaris van Roadside had dan wel zijn schuld
afbetaald, maar hij was nu opnieuw blut. De producer van Roadside,
Arthur Hopkins, ontdekte dit en stond erop hem geld te lenen zodat hij met enige
waardigheid in Hollywood kon aankomen. Wat hij ook deed op een zaterdag in
november 1930. Na meer dan vijf maanden leek het erop dat Hollywood niets voor hem was en hij had alles ingepakt om terug te keren naar New York. Toevallig ontmoette hij zijn vriendin Ruth Chatterton in de lobby van het Ambassador Hotel. Ze bood hem prompt de rol als hoofdrolspeler in haar volgende film The Magnificent Lie (Paramount, 25 juli 1931). Kort nadat hij in Hollywood was aangekomen, kwamen zijn scheidingspapieren binnen. Op een avond was hij klaar met het filmen van The Magnificent Lie (Paramount, 25 juli 1931) en actrice Catherine Willard stond hem buiten de studio met de wagen op te wachten. Ze was met haar moeder aangekomen voor een vakantie. “Nou, de film is klaar,” zei Ralph terwijl hij achter het stuur kroop. “We kunnen morgen naar Reno rijden en trouwen.” Dat was het aanzoek! Vastbesloten om te gaan trouwen, wachtten ze ook niet langer. In Nevada kun je binnen tien minuten een vergunning krijgen en trouwen. Zij huwden op 6 juli 1931 in Reno. Forbidden (Columbia, 8 jan 1932), met Barbara Stanwyck en Adolph Menjou wordt algemeen beschouwd als Bellamy's eerst echte goede filmrol. "Een van mijn grootste professionele fouten was dat ik nadien niet meer selectief ben geweest."(5) Hij woonde op 6657 Emmet Terrace, Hollywood (1932). Op 3 oktober 1932 meldde een krant “Mrs. Ralph Bellamy herstelt in de Cedars of Lebanon” (ziekenhuis gelegen aan 4833 Fountain Avenue L.A.). In 1933, werd hij één van de stichtende directeurs van de Screen Actors Guild en doorheen zijn carrière zou hij actief blijven binnen organisaties die de belangen van acteurs verdedigden.(5) Hij speelde in verschillende 'whodunits', eerst als Inspecteur Trent (in vier 1933-34 films beginnende met Before Midnight (Columbia, 18 nov 1933) en vervolgens als superdetective Ellery Queen (in vier "verschrikkelijke" 1940-41 B-films beginnend met Ellery Queen, Master Detective) (Columbia, 26 nov 1940). |
Boven links: Ann Sothern & Ralph Bellamy in Eighth Bells (Columbia, 11 april 1935) Boven rechts: In Let's get Married (Columbia, 25 mrt 1937) speelt Ralph Bellamy the toegewijde weerman die verliefd wordt op de dochter (Ida Lupino) van een rijke politicus (Walter Connolly). |
Boven links: Ralph Bellamy als Cary Grant's rivaal voor de gunsten van Irene Dunne in The Awful Truth (Columbia, 20 okt 1937). Boven rechts: In Crime of Dr. Hallet (Universal, 11 mrt 1938) speelden twee toekomstige Ellery Queens tegenover elkaar. Ralph Bellamy (L) in een discussie met William Gargan (R). Josephine Hutchinson kijkt toe. |
Naast een boerderij van tweeënvijftig hectare dichtbij
Salem,
Connecticut, hadden Ralph en Catharine ook hun Beverly Home
(609 North Canon Drive, Beverly Hills)
naast een huis in Palm Springs. Bovendien wilde Ralph een ranch kopen, ergens tussen Santa Fe en
Albuquerque (1936). Samen met Charlie Farrell kocht hij in 1936 een halve hectare woestijngrond in Palm Springs. Ze besloten een tennisbaan aan te leggen en vroegen entree. Ze moesten al snel uitbreiden. De onderneming werd de beroemde Racquet Club. Ralph verkocht zijn aandeel aan Charlie in 1938. Hij kreeg een Oscarnominatie als Cary Grant's rivaal voor de gunsten van Irene Dunne in The Awful Truth (Columbia, 20 okt 1937), een film die in slechts zes weken werd gefilmd met nauwelijks een script die naam waardig (boven links). De film bestond meestal uit improvisatie. Ralph parodieerde zichzelf in de briljante komedie His Girl Friday (Columbia, 18 jan 1940). |
Above links: Ralph Bellamy met Ginger Rogers op de filmset van Carefree (RKO Radio Pictures, Aug 25. 1938) Above rechts: Ralph Bellamy drinkt Mint Juleps met zijn vrouw Catherine Willard (1939) |
|
Maar in 1942, viel zijn oog op een script dat op een producent's bureel lag. Hij had in de rand een omschrijving neergekrabbeld voor het kiezen van een bepaalde rol, "Rijke olieman uit het Zuidwesten - bekwaam, maar simpel en naïef. Een typische rol voor Ralph Bellamy." Hij besloot onmiddellijk om afstand te nemen van Hollywood en de typerollen die hij kreeg toebedeeld, wetende dat het niet meer dan een baan was. Hij nam hiermee weinig risico, daar hij op het hoogtepunt stond met zijn lucratieve Broadway carrière. Het geluk scheen hem ook toe te lachen, hij had een reeks van toneel en televisiesuccessen die hem hoger aansloegen dan welke van zijn vroegere films dan ook, en sporadisch ook de occasionele film. In 1943, speelde hij een antifascistische professor in een Broadway melodrama geschreven door James Gow en Arnaud d'Usseau, Tomorrow the World (aka Tomorrow's World) (Ethel Barrymore Theatre, Apr 14. 1943 - June 17. 1944). Ralph regisseerde het onsuccesvolle Broadway toneelstuk Pretty Little Parlor (National Theatre, 17 - 22 april 1944). In 1945, speelt hij een verafgode president's kandidaat in Howard Lindsay en Russel Crouse's Pulitzer Prize winnende komedie State of the Union (Hudson Theatre, 14 nov 1945 - 13 sep 1947) (Spencer Tracy zou die rol in de film spelen). Op 6 augustus 1945 verkreeg Catherine Willard haar
scheiding op basis van “extreme wreedheid”. In een krant uit 1947 stond dat zijn vrouw hem op 25 september 1946 uit hun appartement in New York had gezet en sindsdien had geweigerd om bij hem te wonen, ondanks talloze verzoeningspogingen van zijn kant. Miss Smith ontkende desertie. De scheiding werd uitgesproken op 24/25 november 1947. |
Boven links: In Delightfully Dangerous (United Artists, 31 maart 1945) gelooft de 15-jarige Cheryl Williams (Jane Powell) dat haar zus Josephine (Constance Moore) een grote Broadway ster is. In werkelijkheid komt Josephine aan de kost als stripper. Cheryl arriveert in New York, ontdekt de waarheid en probeert Josephine te koppelen aan de succesvolle Broadway producer Arthur Hale (Ralph Bellamy). Boven rechts: Ralph Bellamy met zijn derde vrouw Ethel Smith in New York (1946). |
Gedurende de jaren '30 en '40 werd Bellamy regelmatig sociaal gezien met een
selecte vriendenkring die liefkozend de "Irish Maffia" werd genoemd, hoewel
zij de voorkeur gaven aan de minder sensationele "Boy's Club". Deze groep
bestond uit een groep Hollywood A-listers die voornamelijk van Ierse afkomst
waren (hoewel Bellamy zelf geen Ierse familiebanden had). Anderen waren
James Cagney, Pat O'Brien, Spencer Tracy, Lynne Overman, Frank Morgan en
Frank McHugh. (2) In 1948 maakte hij zijn televisiedebuut in Philco Television Playhouse (NBC, 7 nov 1948 - 29 jan 1956, min. 4x). Na de scheiding van zijn derde vrouw en door het betalen van de doktersrekeningen voor zijn dochter zat Bellamy op zwart zaad toen hij de rol van Detective McLeod, een overenthousiaste politieofficier, in Sidney Kingsley's drama Detective Story (Hudson Theatre, 23 mrt 1949 - 12 aug 1950) kreeg aangeboden. Het toneelstuk was een succes en leidde uiteindelijk tot zijn rol in de televisieserie Man Against Crime (aka Follow that Man) die van 1949 tot 1954 liep. Hij speelde de vechtklare maar anders graag geziene detective Mike Barnett. De show was het eerste wekelijkse halfuur live drama op netwerktelevisie, en hij won er een Academy of Radio and Television Arts and Sciences Award mee. Alice Murphy was een leidinggevende op het kantoor van Ralph's agent toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten in 1941. Ze zagen elkaar op vergaderingen en zakenlunches. Het duurde zo'n acht jaar voordat ze hun eerste officiële sociale afspraakje hadden. Ralph speelde op Broadway. Daags voor Thanksgiving vroeg hij of ze naar haar familie thuis in Connecticut ging voor de vakantie. Alice antwoordde dat ze in de stad zou blijven om haar appartement op te ruimen. De volgende dag belde hij haar op en nodigde haar uit voor een Thanksgiving-diner. Ze trouwden precies een jaar later op Thanksgiving 27 november 1949. De Bellamys woonden in een van de eerste appartementsgebouwen die rond 1886 in uptown Manhattan werden gebouwd, de ideale plek voor Ralph's twee hobby's. Hij was een uitstekende kok en kreeg de vrije hand in de keuken van Henri's restaurant Fifty-Second Street. Hij schilderde ook New Yorkse taferelen en verkocht zijn eerste aquarel bij een wedstrijd van de Urban League. Hij kreeg hij een rol in de tv-serie Dick Powell's Zane Grey Theatre waar hij te zien was in de episode "Stars over Texas" (CBS, 28 dec 1956). |
Boven links: Londen: Acteur Ralph Bellamy en zijn (4e) vrouw op Waterloo Station voordat ze vertrokken met de Queen Mary boottrein aan het begin van hun terugreis naar hun huis in Amerika (7 augustus 1952). Boven rechts: Ralph Bellamy, Rita Gam & Basil Rathbone "Affair In Sumatra" uit de TV serie Screen Directors Playhouse (ABC, 22 feb 1956). |
In 1958, zou hij FDR spelen in Dore Schary's Broadway stuk Sunrise at Campobello (Cort Theatre, 30 jan 1958 - 30 mei 1959) -- het is hier dat Bellamy zijn reputatie als acteur uitbouwde in zijn portrettering van Franklin Delano Roosevelt. Door studie van de geschiedenis van FDR als man en politicus, maakte hij de personaliteit en de psyche van het karakter helemaal het zijne. Zo spendeerde hij weken in een rehabilitatie centrum en leerde er omgaan met beugels, krukken en een rolwagen, omdat zijn rol van FDR, nadat deze door polio werd getroffen, realistisch en precies zou zijn. In zijn voorbereiding had hij uitvoerige gesprekken met Eleanor Roosevelt en haar kinderen. Hij noemde Sunrise at Campobello het "hoogtepunt van mijn professionele carrière." Het kan inderdaad worden gesteld dat de rol door Bellamy werd gedefinieerd en geperfectioneerd. Hij kreeg dan ook een Tony en New York's Critics Circle Award als beste acteur in Sunrise at Campobello en trad ook op in de daaropvolgende filmversie in 1960. Hij zou nog eens FDR spelen in de miniseries The Winds of War (ABC, 1983) en War and Rememberance (ABC, 1988-89). |
Boven links: Ralph Bellamy als FDR in Sunrise At Campobello (Warner Bros., 26 sep 1960) Boven rechts: Ralph Bellamy, Eleanor Roosevelt, en Greer Garson (op de set van Sunrise at Campobello), Hyde Park, 1960. |
|
Hij trad regelmatig op in
vele grote televisieseries zoals The Eleventh Hour (NBC, 1963-1964), The
Survivors (ABC, 29 sep 1969 - 22 dec 1969, min. 12 x), The Most Deadly Game
(ABC, 10 okt 1970 - 16 jan 1971, min. 13 x), en Hunter (CBS,
18 feb - 27 mei 1977, min.12 x).
Het was een terugkeer naar zijn 'oude' rollen als detective, slechterik, en 'andere' man in elk van deze series. Het was in 1968 dat Bellamy pas een radicale karakterwijziging doorvoerde door het spelen van diabolist in Rosemary's Baby (Paramount, 12 juni 1968) (onder links). |
Boven links: Bellamy speelde de rol van diabolist in Rosemary's Baby (Paramount, 12 juni 1968). In The Most Deadly Game, een productie van Aaron Spelling, met George Maharis en Yvette Mimieux, speelde Ralph Bellamy Ethan Arcane, één van de drie criminologen die spraakmakende zaken onder handen namen (ABC, 10 okt 1970 - 16 jan 1971, min. 13 x). |
Zijn autobiografie, When the Smoke Hit the Fan, werd in 1979 gepubliceerd. Regisseur John Landis gaf Bellamy's filmcarrière een nieuwe boost door hem te laten spelen in Trading Places (Paramount, 7 juni 1983), als de meedogenloze Wall Street manipulator en broer van Don Ameche. Hij kreeg een ere Oscar in 1986. Op die manier kreeg hij ook meerdere filmrollen als Amazon Women on the Moon (Universal, 18 sep 1987), en Coming to America (Paramount, 26 juni 1988, een cameo) en natuurlijk als weldoener, scheepsmagnaat in Pretty Woman (Buena Vista, 23 mrt 1990). |
Boven links: Ralph Bellamy (L), een van Amerika's meest gerespecteerde en duurzame acteurs, hier te zien met Bob Hope tijdens de opnamen van Cancel My Reservation (1972), de nieuwe Warner Bros. release, een mysterieuze komedie waarin Bellamy een landbaron uit het Amerikaanse Zuidwesten portretteert. Boven rechts: Billy Ray Valentine (Eddie Murphy) en Randolph Duke (Ralph Bellamy) in John Landis' Trading Places (Paramount, 7 juni 1983). |
|
Bellamy was ook één van de stichtende leden van "The Screen Actors Guild" en vier termijnen lang voorzitter van Actors' Equity (tussen 1952 en 1964). Hij wordt door zijn medeacteurs nog het meest herinnerd als de kampioen van de acteur's rechten. In zes jaar tijd verdubbelde hij Equity's bezittingen en richtte het eerste pensioenfonds op voor acteurs. Bellamy leidde Actors' Equity doorheen de periode van politieke verdachtmaking in het McCarthy tijdperk door een werkgroep te vormen die de regels uitstippelde om leden te beschermen tegen onbewezen aantijgingen van vermeend lidmaatschap van of sympathieën voor de Communistische partij. Hij zette zich ook actief in voor de afschaffing van de toegangstaks voor theaters en voor een belastingsheffing gebaseerd op het individueel inkomen van een acteur. |
Above: Ralph Bellamy with Mike Conners and Robert Mitchum! |
Op 29 november 1991 overleed Bellamy in het St. John's Hospital and Health Center in Los Angeles aan een longaandoening om 2:18 a.m. Hij werd 87 jaar. Eerder die maand was hij er opgenomen omwille van zijn lang bestaande longziekte. In een aflevering van Boston Legal uit 2007 werd een clip uit een episode van Studio One uit 1957 gebruikt. De episode bracht Bellamy en William Shatner al een vader-zoon duo advocaten. De clip werd gebruikt in het heden om de relatie tussen Shatner's Denny Crane karakter en zijn vader in de show te verklaren. Alhoewel hij ook hoofdrollen kreeg, had Bellamy echter meer succes in ondersteunende rollen als "de andere man". In een carrière op toneel en op het scherm die zestig jaar overspande, speelde Bellamy rollen die eigenlijk ruwweg in drie grote categorieën kunnen worden verdeeld: 1) de rijke, betrouwbare, maar wat saaie figuur die de bons krijgt van de hoofdrolspeelster, 2) de detective die altijd zijn prooi vind en 3) de licht sinistere maar steeds stijlvolle slechterik. Voornamelijk optredend in ondersteunende rollen zei Bellamy trouwens vaak dat hij zichzelf nooit als hoofdrolspeler zag, en dus ook niemand anders. |
Notities: Voor de gebeurtenissen voor 1930 geven diverse artikelen en de eigen biografie (die niet chronologisch is opgebouwd) gelijkaardige of semi-gelijkaardige gebeurtenissen weer. De timing die hierbij wordt aangegeven lijkt niet zeer precies. Waar conflicten bestonden gaven we de voorkeur aan de feiten/timing aangegeven in de oudste bronnen. * Zonder haar bij naam te noemen gaf Bellamy in een artikel uit 1934 toe dat hij een “geheime” 5 jaar oude dochter” had met zijn eerste vrouw. Van een zoon is in dit artikel geen sprake. We gaan gezien de naam er van uit dat dit een geadopteerde zoon is met zijn tweede vrouw. ** Hoewel er verschillende groepen zijn/waren met die naam (Chicago en Mass.), werkte deze groep in Winnetka en draagt naar verluidt nog steeds de Bellamy-traditie. ***George Cukor was een van de medeoprichters van de C.F. and Z. Production Company (ook bekend als Kondolf-Folmer company of the Lyceum stock company) die in het Lyceum in Rochester speelde. Het bedrijf werd later omgedoopt tot de Cukor-Kondolf Stock Company. **** Hun tweede programma was Grounds for Divorce (Princess Theatre, 19 sep. 1926). Alle vermelde data voor films zijn voor de eerste release in de VS. Alle vermelde data voor TV programma's zijn die van eerste uitzending. Alle vermelde data voor (radio)toneelstukken zijn voor de periode waarin de acteur erbij betrokken was. De feiten in het rood moeten nog bevestigd worden. |
Klik op Uncle Sam als je denkt ons te kunnen helpen...! |
Andere referenties
Bijkomende video & audio bronnen
|
Dit profiel van de acteur
hierboven maakt deel uit van
Ellery Queen a website on deduction.
Deze acteur speelde de rol van Ellery
Queen in een Ellery Queen
filmreeks. Vele van de profielen op deze site zijn samengesteld na zeer nauwgezet onderzoek van diverse bronnen. "Please quote and cite ethically!" |
Pagina aangemaakt voor 24 mei 2016 Laatste update 10 juni 2024 |
t e r u g n a a r L i j s t v a n V e r d a c h t e n
|
Inleiding | Plattegrond | Q.B.I. | Liist Verdachten | Wie? | Q.E.D.
| Moord en
scene | Nieuw |
Auteursrecht Copyright © MCMXCIX-MMXXIV Ellery Queen, een website rond deductie. Alle rechten voorbehouden. |