![]() |
![]() ![]() |
Lengte: 1.87 m (6' 1½" ) Gewicht: 80,7 kg Ogen: blauw Haar: bruin Huwelijken: (1) Alice Mary Delbridge, actrice (28 dec 1927 - 29 jun 1931, gescheiden) dochter: Lynn 'McCrudden' Bellamy* (3 mei 1929 - 25 feb 2009) (2) Catherine Livingston Willard, actrice (6 jul 1931 - 6 aug 1945, gescheiden), geadopteerde zoon: Willard Bellamy* (ca. 1930 - bfr 1991) (3) Ethel Smith (Goldsmith), orgeliste (21 aug 1945 -24/25 nov 1947, gescheiden) (4) Alice Murphy, talent agente (27 nov 1949 - 29 nov 1991, zijn dood) Zuster/broer: Richard Edward (1906-1988) Bellamy (1910-1910) Lilla Carolyn Walbridge (1912-1997) |
Ralph Rexford Bellamy werd geboren in Chicago, Cook County, Illinois op 17 juni 1904 als kind van Charles Rexford Bellamy en Lilla Louise Smith (geboren in Hamilton, Ontario), de oudste van drie kinderen. Zijn vader werkte in het Barnes Crosby publiciteitsagentschap. Tijdens zijn jeugd woonde hij in bij zijn grootmoeder langs moederszijde die weduwe was, met vader, moeder, broer en zus. Ze woonden in een appartement aan 5709 Kimbark Avenue aan Chicago's zuidzijde en trokken, toen hij 5 werd, weg uit Chicago naar Wilmette, eerst in Linden Avenue, daarna Forest Avenue. Hij werd als doopgezinde opgevoed en stond dicht bij zijn roodharige grootmoeder; zijn eerste ervaring met de dood kwam met het overlijden van zijn 24 jarige broer (1910) en vervolgens zijn grootmoeder. Hij kreeg voor het eerst een semi-acteerklas (wat hij later omschreef als "hesp acteren') van zijn groottante Ella. |
![]() ![]() ![]() Boven links: Ralph op driejarige leeftijd. Boven midden: Een jonge Ralph Bellamy. Boven rechts: Afgestudeerd aan de Wilmette Grammar School. |
Reeds zeer vroeg speelde Ralph altijd “toneel”. Hij hield van elke fase, schreef vaak het toneelstuk, coachte zijn speelkameraden in hun rol en ontwierp de kostuums en verzorgde de make-up voor de voorstelling. Natuurlijk speelde hij de rol van de schurk.
Toen hij jong was, werkte hij
als krantenbezorger, bezorger
van kruidenierswaren (bij
Brinkman's
Kruidenierswinkel), zaalwachter
in bioscopen en frisdrankventer.
Thuis harkte en verbrandde hij
bladeren en sloeg tapijten.
Als kind leek hij een sterke
voorliefde voor geologie te
hebben. Zijn ouders hadden dan
ook het idee dat hij ooit een
beroemd geoloog zou worden. Vreemd genoeg was een toneelstuk genaamd Suppressed Desires het eerste dat Ralph produceerde toen hij op zestienjarige leeftijd (1920) een “Little Theatre” gezelschap oprichte aan de North Side van Chicago. Dit toneelgezelschap voor middelbare scholen kreeg de naam de North Shore Players** (1920-22). Ook schreef en produceerde hij op 16-jarige leeftijd het toneelstuk Nothing. “De volslagen nutteloosheid ervan was verschrikkelijk dempend, gezien zijn leeftijd. En het zou me niets verbazen als Ralph op een dag het toneel zou verlaten en in plaats daarvan toneelstukken zou gaan schrijven”, getuigde zijn vader eens. Hij schreef het stuk samen met een ander lid van the North Shore Players Fenn Germer. |
Op een zaterdagavond ging hij naar Hamlet gebracht door een theatergezelschap in de stad waar hij werkte. Hij dacht een van de spelers te herkennen. Na de voorstelling stapte een jonge man op hem af met een groet. Het was Nicholas Whitney en hij had met John Gregory Adams gespeeld. Hij speelde de rol van Yorick.
De show deed al snel wat onvermijdelijk lijkt te zijn voor alle rondtrekkende stockgezelschappen. Het ging failliet en werd ontbonden. Bellamy bevond zich in Provo, Utah, waar de winter snel naderde. Een toevallige ontmoeting met een schapenhoeder in een biljartzaal bracht hem tot de volgende beslissing. Er werd hem verteld over een baan in het verpakken van schapenwol op de veemarkt. Hij bleef enkele weken tot een baan die meer geld opleverde zich aandiende. Een paar weken voordat de lente over de bergen trok, had Bellamy opnieuw een toevallige ontmoeting. (11) Hij ontmoette William 'Bill' Owen op een bijeenkomst van fervente toneelliefhebbers (1921). Owen was een volbloed Shakespeariaans acteur. Hij toonde interesse in Ralph en bood hem de moeilijke hoofdrol aan in Charles Rann Kennedy's The Servant in the House, die hij aan het casten was. Ralph speelde de rol zo goed dat toen de show werd afgesloten Billy Owen hem begon te coachen voor toekomstige rollen. Zoals de meeste jongeren speelde Ralph oude mannen met grappige baarden. Hij ontmoette hier voor het eerst Melvyn Douglas. Ralph bleef een paar seizoenen bij Owen in de reizende groep Shakespeare-spelers. Zo speelde hij Fleance in Macbeth, de rol van Bassanio in The Merchant of Venice en de nobele Moor met het kussencomplex in Othello. Toen de show Waukegan bereikte, veertig mijl van Chicago, besloot de jonge Bellamy zijn ouders op te zoeken. Na zijn jaar afwezigheid werd hij begroet met dezelfde consternatie als toen hij zijn ouders voor het eerst had toevertrouwd dat hij acteur wilde worden. De vader smeekte zijn zoon tot de volgende dag om het acteren op te geven. Tegen de ochtend stemde de jongen toe. “Mijn vader was een reclameman die het moeilijk had en uiteindelijk zijn eigen bedrijf had met een partner. Op een gegeven moment hadden ze wel Buick, zijn grootste klant, maar nooit het grote succes. Een hard werkende, interessante man en geliefd in zijn kringen in Chicago”. Ralph werd geplaatst als reclameschrijver in het reclamebedrijf van zijn vader. De liefhebbende ouder kreeg al snel spijt. Zijn zoon was met van alles bezig - behalve met reclame. Na een paar weken werd de zoon ontslagen, en dat kwam beide goed uit. |
Hij ging naar New Trier High School in Winnetka (Wilmette), Illinois. Daar werd hij voorzitter van de Drama Club. Kort daarna, moest hij er weggaan, van school gestuurd vlak voor zijn afstuderen in de lente van zijn vierde jaar (1922) wegens roken op de campus. Enkele weken later ruilde hij de North Shore Players** in voor een ander gezelschap... |
Vervolgens trad hij op bij het theater- en repertoire toneelgezelschap 'The Chautauqua Road Company' (1922)zelfs in een tent. Zijn eerste echt grote rol kreeg hij bij dit gezelschap in The Shepherd of the Hills (juni 1922), een Ozark melodrama, waarin hij twee rollen voor zijn rekening nam: de vader van de hoofdrolspeler (die zelf 10 jaar ouder was dan Ralph) en de slechterik. Hij reisde verder doorheen het Middenwesten bij toneelgezelschappen (1922-23) in Madison, Wisconsin, en Fort Wayne en Evansville, Indiana. Hij bleef op elke locatie telkens 10, 12, 15 weken of langer en voerde elke week een ander stuk op. Overdag repeteerde hij een toneelstuk terwijl hij 's avonds in een ander stuk speelde. Zijn vriend Melvyn Douglas, een leerling van Bill Owen, en tevens een acteur die met moeite werk vond, was er in geslaagd een hoofdrol te krijgen in het Dorothy La Vern theater gezelschap (Orpheum Theatre Madison, Wisconsin) en kreeg hen zover om er Bellamy als zaken en toneelmanager $40 per week te laten verdienen. “Het was echt geen rozengeur en maneschijn. Vaak ging ik met honger naar
bed. Tussen engagementen door deed ik elk werk dat me drie maaltijden per dag en
een slaapplaats opleverde. Ik heb zelfs meerdere keren greppels gegraven, maar
dat deerde me niet. Ik was gewoon de tijd aan het doden totdat ik terug kon naar
het werk dat ik het liefste deed.” Hij verliet de Fisher Majestic
Players om zich weer aan te sluiten bij Dorothy La Vern Company
(december 1924 - maart 1925). Op naar Ishpeming, Michigan waar Bellamy in 1924
lid werd van een repertoiregezelschap van de Beach and Jones Repertoire Company.
Hij zou er de taak van timmerman, toneelmeester en algemene zakenman opnemen. In 1924-1925 leek hij van alles te proberen: hij deed zgn. "Tab shows" (tab is het verkleinwoord van tabloid) voor Fred Hurley's Jolly Follies openend in East Palestine, Ohio (1924), hij probeerde black-face in McKeesport, Penn. in een zang- en dansact genaamd Hope and Byrne, er is een contract gedateerd 14 juni 1924 met de Jackson Players, en hij speelde de hoofdrol bij een gezelschap (1925-26) in Waterloo, Iowa. Ralph was ook de hoofdrolspeler toen het Sherman stock gezelschap speelde in St. Jo(seph), Missouri met So this is London(Lyceum, 2 feb 1925). Ze bleven tenminste tot 8 november 1925 bij het gezelschap wanneer Ralph samen met Violet Manning optrad in Terre Haute, Indiana. Later verliet Bellamy de Sherman Stock company (Hippodrome Theatre) in Terre Haute, Indiana op weg naar New York. Het zomertoneelgezelschap, met Nancy Duncan en Ralph Bellamy in de hoofdrollen, opende het seizoen op 31 mei 1926 met de voorstelling Just Married in Shea's Opera house, Jamestown, New York. Dit maakte deel uit van een tien weken durend onopvallend seizoen als hoofdrolspeler in de Fiber en Shea Stock Company. |
The Ralph Bellamy Players - Princess Theater |
Ralph had Alice Delbridge ontmoet toen ze allebei in de stock speelden. Zij was negentien, de ingénue in het gezelschap, en hij tweeëntwintig. Ze waren constant samen in het theater en al snel werden de liefdesscènes die ze achter het voetlicht speelden heel echt voor hen. “We werden halsoverkop verliefd. We stonden er niet bij stil dat onze smaken niet hetzelfde waren, noch dat we zelden van dezelfde dingen of dezelfde mensen hielden.” Op 27 oktober 1927 kwam Bellamy niet opdagen voor de avondvoorstelling (aangekondigd als zijn 500e opeenvolgende optreden). Ze dachten op tijd terug te zijn voor de show, maar hun geluk was ergens op. In Winterset, waar de griffier na sluitingstijd moest komen, slaagden ze er niet in om een huwelijksvergunning te krijgen. In Knoxville net hetzelfde, ze vervolgenden hun weg naar Indianola. Volgens verschillende versies kregen ze of motorpech of raakten de weg kwijt. Als gevolg hiervan kregen 300 tickethouders hun geld terug voor de avondshow. Ze huwden uiteindelijk enkele maanden later (4) in St. Paul's Episcopal Church in Des Moines, Polk, Iowa op 28 december 1927. Applesauce (18 april 1928) zou het afscheidsoptreden worden van de Ralph Bellamy spelers in het Princess theater. |
![]() ![]() Twee foto's uit When the smoke hit the fan Ralph's biografie. Boven links: Way Down East, Ralph Bellamy Players, Des Moines, 1928 met Charles A. Browne (R). (Opmerking: Het stuk werd opgevoerd in Des Moines in nov-dec 1927) Boven rechts: In een scène uit Roadside, 1929, Plymouth Theatre, New York. (Opmerking: er is geen bevestiging van deze datum of dit theater 1930, Longacre Theatre lijkt correcter) |
Hij kwam in de zomer van 1928 in het Borscht Circuit te werken als assistent van Moss Hart. Elk van de grote hotels voor de Joodse bevolking van New York had een grote staf (muzikanten, dansers, acteurs,...) wiens belangrijkste taak het was om de gasten in een goed humeur te houden. In het weekend voerden ze toneelstukken, musicals en vaudeville op. Hij ging weer op pad met een theatergezelschap. Het ging failliet en werd ontbonden in Florida. Het was in een klein stadje aan de rand van de Everglades, waar iedereen onroerend goed verkocht. Bellamy ging aan de slag bij de duizenden Midwesterlingen die naar Florida probeerden te komen. Zijn winst - op papier - bedroeg zeventigduizend dollar. De jongeman droomde van zijn eigen theater en zijn eigen bedienden. Alle vastgoedmannen in Florida waren op papier rijk, en ook Bellamy leek het eindelijk getroffen te hebben. Toen de beurscrash (okt 1929) kwam zat Ralph al terug in New York.(11) In de vroege zomer van 1929, bracht hij 6 weken door bij een toneelgezelschap in Free Port, Long Island aan $50 per week terwijl hij en Melvyn Douglas de kantoren van de Broadway agenten belaagden. Melvyn verbleef bij zijn ouders en die gaf Ralph er logies. Uiteindelijk kreeg Bellamy een rol in Town Boy (Belmont Theatre, 4 - 31 okt 1929) op Broadway. De voorstelling sloot na slechts 2 opvoeringen. Om daarna terug te keren naar het Freeport Theatre speelde hij in White Cargo (8 - 9 nov 1929) met Ann Kingsley, Hassell Shelton en Douglas Cosgrove. Ralph toerde ook met Hope Williams in Holiday. (5) |
The Kondolf-Folmer company - Lyceum Theater |
Ralph ontmoette er actrice Catherine Willard voor het eerst toen hij in George Cukor's stockcompagnie*** de hoofdrol speelde in het toneelstuk Romance (Lyceum, 19 juni 1930) in Rochester. Beide waren toen nog met een andere gehuwd. Toen dit Kondolf-Folmer gezelschap in april 1930 opende in Rochester werd aangekondigd dat Catherine Willard, “een favoriet van andere seizoenen” later in het seizoen terug zou komen. Ralph speelde de mannelijke hoofdrol in de meeste producties. Het gezelschap speelde in het Lyceum (of RKO Palace) in Rochester. Programma 1930 in het Lyceum (weken startend
met): Ralph verscheen samen met Catharine Willard in het RKO Palace van Rochester in een 'vaudeville' éénakter Suppressed Desires (20 juli) als ondersteuning voor de film Hell's Island. Ze waren goede vrienden tegen de tijd dat het gezelschap ophield te bestaan. Kort na afloop van het seizoen vertrouwde Ralph zijn vrienden uit Rochester toe dat hij wilde scheiden. |
New York |
In New York had hij, zodra hij daartoe in staat was, zijn vrouw laten overkomen. Maar zelfs de geboorte van hun dochter (circa 1929) kon niet verbergen dat hun huwelijk een mislukking was. Voor de baby probeerden ze het nog een jaar vol te houden. Het doek viel over zijn eerste huwelijk in 1931. "Toen, zonder wrok van beide kanten, gingen we uit elkaar," verklaarde Bellamy. Maar in haar echtscheidingsaanvraag beschuldigde Delbridge hem echter van wreedheid en gebrek aan steun. Ze verklaarde ook dat zij en Bellamy sinds 1930 feitelijk gescheiden leefden. (4) Praktisch blut keerde hij in augustus 1930 terug naar New York City en vond een mooi ingerichte kelderkamer in een "koud-water-flat" in West Eleventh Street, Greenwich Village vlakbij de rivier. Hij was er blijkbaar niet klaar voor Broadway. De zaken gingen zo slecht dat hij overleefde op nootjes en water. In zijn boek herinnert hij zich een politieman die hem een fles melk van de stoep zag stelen maar, waarschijnlijk uit medelij, de andere kant uitkeek.(5) “Eens zat ik vast in New York. Vier dagen niet gegeten. Ik hoorde over een baan op zo’n tweeëntwintig blokken van mijn pension. Geen geld voor de tram, dus liep ik – heen en terug. Tegen de tijd dat ik er aankwam, was iemand anders al aangenomen, dus zat er niets anders op dan weer naar huis te gaan. Ik was zo verzwakt door de honger dat ik nauwelijks de vijf trappen op kon naar mijn kleine, sombere kamer. Nou, ik dronk me vol met water en ging op bed liggen om Misdaad en Straf te lezen. Best een morbide boek voor een uitgehongerde man, eigenlijk. Ik weet niet wat er gebeurde. Ik was zeker niet bewusteloos of in coma, maar opeens stond ik op de brandtrap, klaar om in het niets te springen! Gek, niet? Ik heb het nooit kunnen verklaren. God weet dat ik onder geen enkele omstandigheid zelfmoord zou plegen. Gewoon leven is al iets moois, hoe je het ook bekijkt.” Na 5 dagen verhongering bood een agent in Chicago hem een plaats aan in een stock theatergezelschap en stuurde hem het geld dat hij nodig had. In feite stuurde Chamberlain Brown hem naar Arthur Hopkins, een briljante en succesvolle Broadway producer, voor een rol in Roadside. Hij ging in augustus naar hem toe en kreeg de rol. Zijn verschijning in het Broadway stuk Roadside (Longacre Theatre, 26 sep - 4 okt 1930) zou voor een keerpunt in zijn carrière zorgen. Op de openingsavond van deze laatste begroette het publiek zijn meest aangrijpende zinnen met salvo's applaus. Zijn werk in dat stuk werd uitgeroepen tot een van de vijf beste voorstellingen van het seizoen 1930-1931 en leidde tot zijn Hollywood-contract. |
Hollywood |
Hij kreeg vier aanbiedingen en tekende bij United Artists. “Toen ik eindelijk vertrok, was ik op weg naar Hollywood onder contract bij Joe Schenck. Onderweg stopte ik in Chicago om een oude vriend uit New York, Frank Morgan, gedag te zeggen. Hij gaf me er stevig van langs omdat ik naar Hollywood ging, helemaal vanuit het standpunt van een toneelacteur. In die tijd keken veel theateracteurs neer op Hollywood, zeker op stomme films, en Frank was geen uitzondering. Hij noemde me van alles – zelfs een 'prostituee' – en zei dat ik mijn talent verspilde. Toch kwam hij me, ondanks zijn harde woorden, uitzwaaien op het station. Zo’n zes à acht maanden later kreeg ik een telefoontje in Hollywood. Wie hing aan de lijn? Niemand minder dan Frank Morgan zelf—hij was net in Hollywood aangekomen om in films te spelen. Dus nu waren we met twee. Mijn eerste indruk van Hollywood was onvergetelijk. Het was december 1930, maar het was heet. Ik herinner me dat ik Hollywood Boulevard opstapte, waar een massa mensen zich langs de stoepen had verzameld, wachtend op een parade. Uiteindelijk kwam die eraan. Vooraan reden vier opgezette rendieren op praalwagens, gevolgd door een slee op een andere wagen met de Kerstman erin. Daarachter was er nog een praalwagen met een windmachine en een man die confetti in de lucht gooide, zodat er een sneeuwstorm van papiersnippers over Hollywood Boulevard waaide. Dat was mijn eerste echte indruk van een levendig Hollywood Boulevard.” Op zijn reis naar Californië had hij een salon, geleverd door Schenck, maar geen geld voor maaltijden. Het salaris van Roadside had dan wel zijn schuld afbetaald, maar hij was nu opnieuw blut. De producer van Roadside, Arthur Hopkins, hoorde dit en stond erop hem geld te lenen zodat hij met enige waardigheid in Hollywood kon aankomen. Wat hij ook deed op een zaterdag in november 1930. Maar het hoofd van UA, Joseph Schenck, gebruikte hem nooit in een film en leende hem uit aan andere studio's - eerst aan MGM voor zijn debuut in de gangsterfilm The Secret Six (MGM, 11 april 1931) waar hij een moordenaar met een babygezicht speelde naast Wallace Beery, Jean Harlow, Clark Gable, Johnny Mack Brown, en Lewis Stone. |
![]() ![]() Boven links: Ralph's debuut in de gangster film The Secret Six (MGM, 11 apr 1931). Boven rechts: Ralph Bellamy en Ruth Chatterton in The Magnificent Lie (Paramount, 25 jul 1931). |
Na meer dan vijf maanden leek het erop dat Hollywood niets voor hem was en hij
had alles ingepakt om terug te keren naar New York. Toevallig ontmoette hij
zijn vriendin Ruth Chatterton in de lobby van het Ambassador Hotel. Ze bood hem
prompt de rol als hoofdrolspeler in haar volgende film The Magnificent Lie
(Paramount, 25 juli 1931). Kort nadat hij in Hollywood was aangekomen, kwamen zijn scheidingspapieren binnen. Op een avond was hij klaar met het filmen van The Magnificent Lie (Paramount, 25 juli 1931) en actrice Catherine Willard stond hem buiten de studio met de wagen op te wachten. Ze was met haar moeder aangekomen voor een vakantie. “Nou, de film is klaar,” zei Ralph terwijl hij achter het stuur kroop. “We kunnen morgen naar Reno rijden en trouwen.” Dat was het aanzoek! Vastbesloten om te gaan trouwen, wachtten ze ook niet langer. In Nevada kun je binnen tien minuten een vergunning krijgen en trouwen. Zij huwden op 6 juli 1931 in Reno. Forbidden (Columbia, 8 jan 1932), met Barbara Stanwyck en Adolph Menjou wordt algemeen beschouwd als Bellamy's eerst echte goede filmrol. "Een van mijn grootste professionele fouten was dat ik nadien niet meer selectief ben geweest.” (5) |
![]() ![]() Boven links: In Surrender (Fox, 6 dec 1931) zien we Ralph als Kapitein Ebbing tegenover Warner Baxter & Leila Hyams. Boven rechts: In Forbidden (Columbia, 8 jan 1932) speelt Ralph Bellamy de Daily Record city uitgever Al Holland tegenover Barbara Stanwyck. |
Hij woonde op 6657 Emmet Terrace, Hollywood
(1932). Op 3 oktober 1932 meldde een krant “Mrs. Ralph
Bellamy herstelt in de Cedars of Lebanon” (ziekenhuis
gelegen aan 4833 Fountain Avenue L.A.). In 1933, werd hij één van de stichtende directeurs van de Screen Actors Guild en doorheen zijn carrière zou hij actief blijven binnen organisaties die de belangen van acteurs verdedigden.(5) Hij speelde in verschillende 'whodunits', eerst als Inspecteur Trent (in vier 1933-34 films beginnende met Before Midnight (Columbia, 18 nov 1933) en vervolgens als superdetective Ellery Queen (in vier "verschrikkelijke" 1940-41 B-films beginnend met Ellery Queen, Master Detective) (Columbia, 26 nov 1940). Bellamy had hoge verwachtingen van de Ellery Queen-serie met Margaret Lindsay in de hoofdrol. “We hadden de schrijvers op de set, maar het product was inderdaad maar heel gewoontjes. Ik trok me terug omdat ze te snel werden opgenomen en Bill Gargan nam het een tijdje over.” |
![]() ![]() Boven links: Ann Sothern & Ralph Bellamy in Eighth Bells (Columbia, 11 april 1935) Boven rechts: In Let's get Married (Columbia, 25 mrt 1937) speelt Ralph Bellamy the toegewijde weerman die verliefd wordt op de dochter (Ida Lupino) van een rijke politicus (Walter Connolly). |
![]() ![]() Boven links: Ralph Bellamy als Cary Grant's rivaal voor de gunsten van Irene Dunne in The Awful Truth (Columbia, 20 okt 1937). Boven rechts: In Crime of Dr. Hallet (Universal, 11 mrt 1938) speelden twee toekomstige Ellery Queens tegenover elkaar. Ralph Bellamy (L) in een discussie met William Gargan (R). Josephine Hutchinson kijkt toe. |
Naast een boerderij van tweeënvijftig hectare dichtbij
Salem,
Connecticut, hadden Ralph en Catharine ook hun Beverly Home
(609 North Canon Drive, Beverly Hills)
naast een huis in Palm Springs. Bovendien wilde Ralph een ranch kopen, ergens tussen Santa Fe en
Albuquerque (1936). Samen met Charlie Farrell kocht hij in 1936 een halve hectare woestijngrond in Palm Springs. Ze besloten een tennisbaan aan te leggen en vroegen entree. Ze moesten al snel uitbreiden. De onderneming werd de beroemde Racquet Club. Ralph verkocht zijn aandeel aan Charlie in 1938. Hij kreeg een Oscarnominatie als Cary Grant's rivaal voor de gunsten van Irene Dunne in The Awful Truth (Columbia, 20 okt 1937), een film die in slechts zes weken werd gefilmd met nauwelijks een script die naam waardig (boven links). De film bestond meestal uit improvisatie. Ralph parodieerde zichzelf in de briljante komedie His Girl Friday (Columbia, 18 jan 1940). |
![]() ![]() Above links: Ralph Bellamy met Ginger Rogers op de filmset van Carefree (RKO Radio Pictures, Aug 25. 1938) Above rechts: Ralph Bellamy drinkt Mint Juleps met zijn vrouw Catherine Willard (1939) |
|
Maar in 1942, viel zijn oog op een script dat op een producent's bureel lag. Hij had in de rand een omschrijving neergekrabbeld voor het kiezen van een bepaalde rol, "Rijke olieman uit het Zuidwesten - bekwaam, maar simpel en naïef. Een typische rol voor Ralph Bellamy." Hij besloot onmiddellijk om afstand te nemen van Hollywood en de typerollen die hij kreeg toebedeeld, wetende dat het niet meer dan een baan was. Hij nam hiermee weinig risico, daar hij op het hoogtepunt stond met zijn lucratieve Broadway carrière. Het geluk scheen hem ook toe te lachen, hij had een reeks van toneel en televisiesuccessen die hem hoger aansloegen dan welke van zijn vroegere films dan ook, en sporadisch ook de occasionele film. In 1943, speelde hij een antifascistische professor in een Broadway melodrama geschreven door James Gow en Arnaud d'Usseau, Tomorrow the World (aka Tomorrow's World) (Ethel Barrymore Theatre, Apr 14. 1943 - June 17. 1944). Ralph regisseerde het onsuccesvolle Broadway toneelstuk Pretty Little Parlor (National Theatre, 17 - 22 april 1944). In 1944 verscheen hij als gast in 27 grote programma's van kust tot kust, een record voor gastartiesten. Het jaar daarvoor nam hij nog een Victor Red Seal Album op van Walt Whitman's Leaves of Grass. In 1945, speelt hij een verafgode president's kandidaat in Howard Lindsay en Russel Crouse's Pulitzer Prize winnende komedie State of the Union (Hudson Theatre, 14 nov 1945 - 13 sep 1947) (Spencer Tracy zou die rol in de film spelen). Op 6 augustus 1945 verkreeg Catherine Willard haar
scheiding op basis van “extreme wreedheid”. In een krant uit 1947 stond dat zijn vrouw hem op 25 september 1946 uit hun appartement in New York had gezet en sindsdien had geweigerd om bij hem te wonen, ondanks talloze verzoeningspogingen van zijn kant. Miss Smith ontkende desertie. De scheiding werd uitgesproken op 24/25 november 1947. |
![]() ![]() Boven links: In Delightfully Dangerous (United Artists, 31 maart 1945) gelooft de 15-jarige Cheryl Williams (Jane Powell) dat haar zus Josephine (Constance Moore) een grote Broadway ster is. In werkelijkheid komt Josephine aan de kost als stripper. Cheryl arriveert in New York, ontdekt de waarheid en probeert Josephine te koppelen aan de succesvolle Broadway producer Arthur Hale (Ralph Bellamy). Boven rechts: Ralph Bellamy met zijn derde vrouw Ethel Smith in New York (1946). |
Gedurende de jaren '30 en '40 werd Bellamy regelmatig sociaal gezien met een
selecte vriendenkring die liefkozend de "Irish Maffia" werd genoemd, hoewel
zij de voorkeur gaven aan de minder sensationele "Boy's Club". Deze groep
bestond uit een groep Hollywood A-listers die voornamelijk van Ierse afkomst
waren (hoewel Bellamy zelf geen Ierse familiebanden had). Anderen waren
James Cagney, Pat O'Brien, Spencer Tracy, Lynne Overman, Frank Morgan en
Frank McHugh. (2) In 1948 maakte hij zijn televisiedebuut in Philco Television Playhouse (NBC, 7 nov 1948 - 29 jan 1956, min. 4x). Na de scheiding van zijn derde vrouw en door het betalen van de doktersrekeningen voor zijn dochter zat Bellamy op zwart zaad toen hij de rol van Detective McLeod, een overenthousiaste politieofficier, in Sidney Kingsley's drama Detective Story (Hudson Theatre, 23 mrt 1949 - 12 aug 1950) kreeg aangeboden. Het toneelstuk was een succes en leidde uiteindelijk tot zijn rol in de televisieserie Man Against Crime (aka Follow that Man) die van 1949 tot 1954 liep. Hij speelde de vechtklare maar anders graag geziene detective Mike Barnett. De show was het eerste wekelijkse halfuur live drama op netwerktelevisie, en hij won er een Academy of Radio and Television Arts and Sciences Award mee. Alice Murphy was een leidinggevende op het kantoor van Ralph's agent toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten in 1941. Ze zagen elkaar op vergaderingen en zakenlunches. Het duurde zo'n acht jaar voordat ze hun eerste officiële sociale afspraakje hadden. Ralph speelde op Broadway. Daags voor Thanksgiving vroeg hij of ze naar haar familie thuis in Connecticut ging voor de vakantie. Alice antwoordde dat ze in de stad zou blijven om haar appartement op te ruimen. De volgende dag belde hij haar op en nodigde haar uit voor een Thanksgiving-diner. Ze trouwden precies een jaar later op Thanksgiving 27 november 1949. De Bellamys woonden in een van de eerste appartementsgebouwen die rond 1886 in uptown Manhattan werden gebouwd, de ideale plek voor Ralph's twee hobby's. Hij was een uitstekende kok en kreeg de vrije hand in de keuken van Henri's restaurant Fifty-Second Street. Hij schilderde ook New Yorkse taferelen en verkocht zijn eerste aquarel bij een wedstrijd van de Urban League. Hij kreeg hij een rol in de tv-serie Dick Powell's Zane Grey Theatre waar hij te zien was in de episode "Stars over Texas" (CBS, 28 dec 1956). |
![]() ![]() Boven links: Londen: Acteur Ralph Bellamy en zijn (4e) vrouw op Waterloo Station voordat ze vertrokken met de Queen Mary boottrein aan het begin van hun terugreis naar hun huis in Amerika (7 augustus 1952). Boven rechts: Ralph Bellamy, Rita Gam & Basil Rathbone "Affair In Sumatra" uit de TV serie Screen Directors Playhouse (ABC, 22 feb 1956). |
In 1958, zou hij FDR spelen in Dore Schary's Broadway stuk Sunrise at Campobello (Cort Theatre, 30 jan 1958 - 30 mei 1959) -- het is hier dat Bellamy zijn reputatie als acteur uitbouwde in zijn portrettering van Franklin Delano Roosevelt. Door studie van de geschiedenis van FDR als man en politicus, maakte hij de personaliteit en de psyche van het karakter helemaal het zijne. Zo spendeerde hij weken in een rehabilitatie centrum en leerde er omgaan met beugels, krukken en een rolwagen, omdat zijn rol van FDR, nadat deze door polio werd getroffen, realistisch en precies zou zijn. In zijn voorbereiding had hij uitvoerige gesprekken met Eleanor Roosevelt en haar kinderen. Hij noemde Sunrise at Campobello het "hoogtepunt van mijn professionele carrière." Het kan inderdaad worden gesteld dat de rol door Bellamy werd gedefinieerd en geperfectioneerd. Hij kreeg dan ook een Tony en New York's Critics Circle Award als beste acteur in Sunrise at Campobello en trad ook op in de daaropvolgende filmversie in 1960. Hij zou nog eens FDR spelen in de miniseries The Winds of War (ABC, 1983) en War and Rememberance (ABC, 1988-89). |
![]() ![]() Boven links: Ralph Bellamy als FDR in Sunrise At Campobello (Warner Bros., 26 sep 1960) Boven rechts: Ralph Bellamy, Eleanor Roosevelt, en Greer Garson (op de set van Sunrise at Campobello), Hyde Park, 1960. |
|
Hij trad regelmatig op in
vele grote televisieseries zoals The Eleventh Hour (NBC, 1963-1964), The
Survivors (ABC, 29 sep 1969 - 22 dec 1969, min. 12 x), The Most Deadly Game
(ABC, 10 okt 1970 - 16 jan 1971, min. 13 x), en Hunter (CBS,
18 feb - 27 mei 1977, min.12 x).
Het was een terugkeer naar zijn 'oude' rollen als detective, slechterik, en 'andere' man in elk van deze series. Het was in 1968 dat Bellamy pas een radicale karakterwijziging doorvoerde door het spelen van diabolist in Rosemary's Baby (Paramount, 12 juni 1968). |
![]() ![]() Boven links: Bellamy speelde de rol van diabolist in Rosemary's Baby (Paramount, 12 juni 1968). In The Most Deadly Game, een productie van Aaron Spelling, met George Maharis en Yvette Mimieux, speelde Ralph Bellamy Ethan Arcane, één van de drie criminologen die spraakmakende zaken onder handen namen (ABC, 10 okt 1970 - 16 jan 1971, min. 13 x). |
![]() ![]() Boven links: Ralph Bellamy (L), een van Amerika's meest gerespecteerde en duurzame acteurs, hier te zien met Bob Hope tijdens de opnamen van Cancel My Reservation (1972), de nieuwe Warner Bros. release, een mysterieuze komedie waarin Bellamy een landbaron uit het Amerikaanse Zuidwesten portretteert. Boven rechts: Billy Ray Valentine (Eddie Murphy) en Randolph Duke (Ralph Bellamy) in John Landis' Trading Places (Paramount, 7 juni 1983). |
Zijn autobiografie,
When the Smoke
Hit the Fan, werd in 1979
gepubliceerd.
Regisseur
John Landis gaf Bellamy's filmcarrière
een nieuwe boost door hem te laten spelen
in Trading Places (Paramount, 7 juni 1983), als
de meedogenloze Wall Street manipulator
en broer van Don Ameche. Zijn meest ontroerende professionele ervaring was toen hij in 1987 zijn ere-Oscar ontving, een onderscheiding die al veel te lang op zich liet wachten. “Het was een opmerkelijke ervaring. Toen ik naar buiten liep en het hele publiek opstond, kreeg ik een snik. Ik moest even wachten om mezelf bij elkaar te rapen. Om een heel, enorm publiek voor je te zien opstaan is iets dat gewoon onverklaarbaar is. Het was onverwacht en zeer gewaardeerd.” (15) Na zijn Oscar kreeg hij ook meerdere filmrollen aangeboden zoals Amazon Women on the Moon (Universal, 18 sep 1987), en Coming to America (Paramount, 26 juni 1988, een cameo) en natuurlijk als weldoener, scheepsmagnaat in Pretty Woman (Buena Vista, 23 mrt 1990). |
![]() ![]() Boven links en rechts: De 59e Academy Awards werden gehouden in het Dorothy Chandler Pavilion op 30 maart 1987. Ralph en zijn vrouw Alice ontvingen een ere-Oscar. |
|
Bellamy was ook één van de stichtende leden van "The Screen Actors Guild" en vier termijnen lang voorzitter van Actors' Equity (tussen 1952 en 1964). Hij wordt door zijn medeacteurs nog het meest herinnerd als de kampioen van de acteur's rechten. In zes jaar tijd verdubbelde hij Equity's bezittingen en richtte het eerste pensioenfonds op voor acteurs. Bellamy leidde Actors' Equity doorheen de periode van politieke verdachtmaking in het McCarthy tijdperk door een werkgroep te vormen die de regels uitstippelde om leden te beschermen tegen onbewezen aantijgingen van vermeend lidmaatschap van of sympathieën voor de Communistische partij. Hij zette zich ook actief in voor de afschaffing van de toegangstaks voor theaters en voor een belastingsheffing gebaseerd op het individueel inkomen van een acteur. |
![]() Above: Ralph Bellamy with Mike Conners and Robert Mitchum! |
Alhoewel hij ook hoofdrollen kreeg, had Bellamy echter meer succes in ondersteunende rollen als "de andere man". In een carrière op toneel en op het scherm die zestig jaar overspande, speelde Bellamy rollen die eigenlijk ruwweg in drie grote categorieën kunnen worden verdeeld: 1) de rijke, betrouwbare, maar wat saaie figuur die de bons krijgt van de hoofdrolspeelster, 2) de detective die altijd zijn prooi vind en 3) de licht sinistere maar steeds stijlvolle slechterik. Voornamelijk optredend in ondersteunende rollen zei Bellamy trouwens vaak dat hij zichzelf nooit als hoofdrolspeler zag, en dus ook niemand anders. “Ik zou er nooit aan denken om met pensioen te gaan. Voor mij is pensionering gewoon wachten op de dood. Er is zoveel te doen in het leven—zoveel boeken om te lezen, plaatsen om naartoe te gaan, dingen om te beleven en manieren om jezelf uit te drukken. Ik schilder een beetje, schrijf af en toe—niet veel, maar toch iets. Je moet iets hebben om je bezig te houden. Zonder dat sta je stil. Je ziet het bij mensen die alles hebben laten varen en leven van wat voor uitkering ze ook hebben. Het is triest om te zien—ik haat het. Voor mij betekent pensionering het begin van aftakeling. Ik zou het nooit kunnen. Er is altijd iets nieuws om naar uit te kijken—een reis, een ontdekking. Of het nu uit boeken komt of uit ontmoetingen met mensen, het leven blijft verrassingen bieden zolang je geest en lichaam actief blijven. Ik zorg er ook voor dat mijn lichaam actief blijft. Elke ochtend doe ik een paar oefeningen om in vorm te blijven. Ik begin een flinke leeftijd te bereiken—volgende maand word ik 85—maar ik vertraag niet. Ik ga geen cliché gebruiken over wat de toekomst brengt, maar ik kijk er wel naar uit. Ik heb 105 langspeelfilms gemaakt. Hoewel ik veel plezier had bij het maken van veel ervan, en sommigen echt goed waren, zou ik niet zeggen dat er één film bij zit die precies weerspiegelt wat ik als acteur voor ogen had. Ik hoop nog steeds op die ene ultieme rol. En ik weet dat ik niet de enige ben—de meeste acteurs zouden waarschijnlijk hetzelfde zeggen.” (SAG-AFTRA May 10. 1989) Op 29 november 1991 overleed Bellamy in het St. John's Hospital and Health Center in Los Angeles aan een longaandoening om 2:18 a.m. Hij werd 87 jaar. Eerder die maand was hij er opgenomen omwille van zijn lang bestaande longziekte. In een aflevering van Boston Legal uit 2007 werd een clip uit een episode van Studio One uit 1957 gebruikt. De episode bracht Bellamy en William Shatner al een vader-zoon duo advocaten. De clip werd gebruikt in het heden om de relatie tussen Shatner's Denny Crane karakter en zijn vader in de show te verklaren. |
Notities: Voor de gebeurtenissen voor 1930 geven diverse artikelen en de eigen biografie (die niet chronologisch is opgebouwd) gelijkaardige gebeurtenissen weer. De timing die hierbij wordt aangegeven verschilt soms. Waar conflicten bestonden gaven we de voorkeur aan de feiten/timing aangegeven in de oudste bronnen. * Zonder haar bij naam te noemen gaf Bellamy in een artikel uit 1934 toe dat hij een “geheime” 5 jaar oude dochter” had met zijn eerste vrouw. Van een zoon is in dit artikel geen sprake. We gaan gezien de naam Willard Bellamy er van uit dat dit een geadopteerde zoon is met zijn tweede vrouw. ** Hoewel er verschillende groepen zijn/waren met die naam (Chicago en Mass.), werkte deze groep in Winnetka en draagt naar verluidt nog steeds de Bellamy-traditie. *** George Cukor was een van de medeoprichters van de C.F. and Z. Production Company (ook bekend als Kondolf-Folmer company of the Lyceum stock company) die in het Lyceum in Rochester speelde. Het bedrijf werd later omgedoopt tot de Cukor-Kondolf Stock Company. **** Hun tweede programma was Grounds for Divorce (Princess Theatre, 19 sep. 1926). Alle vermelde data voor films zijn voor de eerste release in de VS. Alle vermelde data voor TV programma's zijn die van eerste uitzending. Alle vermelde data voor (radio)toneelstukken zijn voor de periode waarin de acteur erbij betrokken was. De feiten in het rood moeten nog bevestigd worden. |
Klik op Uncle Sam als je denkt ons te
kunnen helpen...!
![]() |
Andere referenties
Bijkomende video & audio bronnen
|
Dit profiel van de acteur
hierboven maakt deel uit van
Ellery Queen a website on deduction.
Deze acteur speelde de rol van Ellery
Queen in een Ellery Queen
filmreeks. Vele van de profielen op deze site zijn samengesteld na zeer nauwgezet onderzoek van diverse bronnen. "Please quote and cite ethically!" |
Pagina aangemaakt voor 24 mei 2016 Versie x2.3 - Laatste update 6 april 2025 |
t
e r u g n a a r L i j s t v a n
V e r d a c h t e n
|
Inleiding | Plattegrond | Q.B.I. | Liist Verdachten | Wie? | Q.E.D.
| Moord en
scene | Nieuw |
Auteursrecht![]() Copyright © MCMXCIX-MMXXV Ellery Queen, een website rond deductie. Alle rechten voorbehouden. |